Nick Magnus is bepaald geen onbekende in de progressieve rockscene. Na een pauze van vijf jaar sinds zijn laatste studio album “Catharsis” is daar nieuweling “A Strange Inheritance”, een conceptalbum met een avontuurlijk verhaal, spelend eind 18e, begin 19e eeuw.
Componist, toetsenist en producer Nick Magnus is het meest bekend om zijn werk met ex-Genesis-gitarist Steve Hackett, van 1978 tot 1989, waarbij hij zijn toetsentalenten leverde aan minstens twaalf albums van Hackett tot nu toe. Ook maakte hij in die tijd deel uit van diens vaste begeleidingsband. Een grappig detail is dat hij destijds een Amerikaanse politiemotorhelm droeg tijdens optredens en door Hackett steevast CHiPS werd genoemd, naar de indertijd populaire, gelijknamige tv-serie.
Nick Magnus begon ooit in 1976 bij cultband The Enid en verhuisde na een jaar al naar de progressieve rockband Autumn, waar hij het twee jaar uithield, totdat de roep van Hackett hem bereikte. Later werd hij professioneel sessiemuzikant bij uiteenlopende artiesten als China Crisis, Renaissance, George Martin, Jose Carreras, Brian May, Pete Bardens (Camel), Duncan Browne, Chris Rea en Colin Blunstone. En de lijst gaat maar door. Magnus heeft tot dusverre ook zes soloalbums uitgebracht.
Op “A Strange Inheritance” speelt Nick Magnus toetsen, percussie en tongdrum (…) en verzorgt hij de volledige productie. Daarnaast wordt hij bijgestaan door een keur aan vrienden/gastmuzikanten waaronder Steve Hackett op mondharmonica, John Greenwood (Unitopia) op gitaar en Tony Patterson op zang.
Het verhaal voor dit album begint op een bijzondere manier. Een verteller neemt ons mee op een cinematische reis; een roekeloze vertelling over liefde, verlies en wraak. Een onverwachte erfenis onthult het verhaal van een jonge vrouw wier misplaatste liefde haar veroordeelt tot de grimmige straten van het 18e-eeuwse Londen. Ze wordt gedeporteerd en reist over zee naar de Nieuwe Wereld waar imperialisme en onrecht heersen, en een paradijselijk eiland dat niet is wat het lijkt.
De tien minuten lange opener van zijn zevende album, An Almost Silent Witness, zet al direct de toon: na de door Dick Foster verzorgde gesproken introductie ontwikkelt zich een episch nummer dat verteld wordt vanuit het gezichtspunt van…een papegaai! Nick Magnus zelf verzorgt de solozang op dit dromerige nummer met viool en akoestische gitaar. De folkinvloeden en vorm van de compositie doen sterk denken aan Neerlands eigen progband Kayak. Voormalig werkgever Steve Hackett verzorgt een verrassende, bluesy mondharmonicasolo. “Ship Ahoy my pretty boy,” is het enige dat de blauwe papegaai kan zeggen, het is meer dan genoeg. Heerlijke melodieuze muziek om op weg te dromen.
Op Blood Money komen de vocalen voor rekening van Tony Patterson en dat doet hij uitstekend met zijn warme, licht aan Colin Blunstone maar ook Gary Brooker verwante stem. Het piratenbloed vloeit rijkelijk in dit nummer met referenties aan Procol Harum, de prachtige Spaanse gitaar is van Unitopia’s John Greenwood. Mijn persoonlijke favoriet is het melancholieke Philadelphia, waarin het trieste verhaal van upstairs/downstairs wordt verteld. Zeer melodieus met een pakkend refrein, dat zich in no time in je hoofd nestelt. De schitterende animatievideo is een absolute must.
Je waant je op een nachtelijk zeilschip tijdens het sfeervolle At Sea at Night. De Steve Hackett-achtige gitaartonen van Greenwood zetten dit nog eens extra kracht bij. Dat geldt ook voor de klassieke klanken van een strijkkwartet inclusief cello, allemaal uit de magische trukendoos van Magnus. Je denkt in eerste instantie aan een volwaardig klassiek orkest inclusief volledig koor als je de eerste tonen van Four Winds hoort, een klassieke mini-suite in vier delen. Met ruim acht minuten is dit prachtige instrumentale nummer een van de langste op het album.
Het is hierna even omschakelen naar Welcome to the Island met gastvocalen van mezzo-sopraan Ginger Bennett. Haar achtergrond in soul, funk en jazz komt goed van pas in dit enigszins funky door (elektronische) blazers en Hammond orgel gedomineerde nummer. Sjamanistische chants en calypso ritmes geven het nummer een dreigende sfeer mee. Black and Scarlet had zo van een The Alan Parsons Project-album afkomstig kunnen zijn. Komt het door de zangpartij van Tony Patterson, de cleane gitaarsolo of het pakkende refrein en de instrumentatie? Het thema uit opener An Almost Silent Witness komt weer voorbij.
Het afsluitende To Whom It May Concern wordt door Louise Young naar een rustig hoogtepunt gezongen. De heldere stem van de musicalster vertolkt een hoopvolle tekst en brengt, ondersteund door een dwarsfluit in John Hackett-stijl, het schip in rustige wateren en sluit het album af. Steve Hacketts oudere werk zou hier zomaar model voor hebben kunnen staan. Dat wordt nog eens versterkt door Greenwoods solo in de stijl van de legendarische gitarist en de sopraan-saxofoon. Zonder meer een van de beste nummers van het nieuwe album.
Acht nummers, vijftig minuten pure symfonische rockmuziek, ook nog in de vorm van een conceptalbum, dat kom je niet meer zo vaak tegen, tegenwoordig. Muzikaal ligt het in het verlengde van de al eerder genoemde Alan Parsons, Kayak en Steve Hacketts vroege(re) werk. Aanbevolen voor de echte liefhebber van ouderwets goede symfo.