Ik schat in dat het voor Project: Patchwork een aflopende zaak is. Deden aan het debuut nog 25 gastmuzikanten en –zangers mee (collega Clemens Jeunisse telde er zelfs 40), bij de tweede cd waren dat er al vier minder en nu, bij nummer drie, is dit aantal geslonken tot 14! Veertien! Als dit zo doorgaat staan Gerd Albers en Peter Koll er over vier cd’s alleen voor! Gelukkig kun je met 14 man ook nog een aardig cd’tje in elkaar draaien.
Clemens Jeunisse en Ruard Veltmaat klaagden bij hun recensies van “Re|Flection én “Tales From A Hidden Dream” een beetje over de lappendeken van stijlen die Project: Patchwork over de luisteraar uitstrooide. Best mooie muziek, maar het ging echt alle en teveel kanten op. Beste Clemens en Ruard, waarom zou dit project Patchwork heten?! Eens kijken hoe de Duitsers Gerd Albers en Peter Koll het er op hun nieuwe schijf “Ultima Ratio” qua diversiteit aan stijlen en invloeden vanaf brengen. Van dit duo is Albers ‘The Brain’ omdat hij alle muziek en teksten schrijft, en Koll is ‘The Body’ omdat hij alle opnamen, het mixen enzovoorts verzorgt.
Dit maal is voor een heel duidelijk thema gekozen, het al bijna niet meer actuele en misschien ook wel een beetje uitgekauwde fenomeen luisterend naar de naam corona. In de negen nummers vellen de heren geen oordeel, ze richten zich op een beschrijving van wat deze pandemie in het dagelijks leven teweeg heeft gebracht. De songtitels spreken wat dit betreft boekdelen: New Normality, Code Red, Hope , Dead-End Street en Depressed Sentiments. Gelukkig is er ook Hope en zijn er Keepers Of The Fire.
Ik vind het met het ratjetoe aan stijlen op “Ultima Ratio” eigenlijk best meevallen. Het geheel is veel homogener en een stuk toegankelijker, zonder de nodige diepgang te verliezen. Albers, Koll & Co maken wel regelmatig uitstapjes, maar de muziek ademt toch vooral de sfeer van melodieuze progrock. Een rode draad in de cd vormt het bijzonder aantrekkelijke gitaarspel van Albers zelf, aangevuld met Ben Azar, Martin Schnella en Marco Wriedt. Nogal wat nummers beginnen met fraai akoestisch getokkel, solo of in combinatie met mooi toetsenspel. De aftrap van Ultima Rato Pt. I – Prologue laat dit gitaarspel met bovenal heerlijk jaren ’70-’80 toetsenspel, inclusief Mellotron, meteen binnenkomen. Even denk ik het oude Pallas te horen. Het is toch opvallend dat de toetsen veel nadrukkelijker op de voorgrond treden dan op de vorige cd. Absoluut een verbetering! Op vijf nummers is de niet onbekende Marek Arnold hiervoor verantwoordelijk.
New Normality begint ook weer zo fraai akoestisch, met betoverende fluittonen. De sterke zangpartij van Lars Köhler duurt even, maar er moet ook even een long covid story verteld worden. Maar ook die langere zangstukken vervelen niet, omdat er op de achtergrond ook altijd het nodige boeiends gebeurt. De klankkleur heeft iets Amerikaans en het geheel ademt ook iets van een rock-opera uit. Halverwege gebeurt er dan toch weer iets kenmerkends voor PP. Uit het niets krijgen we praatzingen a la Frank Zappa te horen. Een schitterende gitaarsolo van Albers met bakken toetsen erachter spoelt een eventuele nare smaak hiervan onmiddellijk weg.
Zo kent elk nummer zijn hoogtepuntjes. De piano die een duel aangaat met de gitaar en een klassieke toetsensolo tijdens Weeks Of Sorrow. Op “Ultima Ratio” is een minder prominente rol weggelegd voor vrouwelijk muzikanten. Op slechts één nummer horen we vrouwelijke solozang. Miriam Kraft doet dat wel meteen goed in Code Red, zeker als ze hoog hoehoehoe zingt. Het nummer krijgt met haar stem meteen een lichte folk-inslag. Weer een verschil met “Re|Flection”, er zijn juist veel minder gotic- en folkinvloeden.
Het is ontspannen genieten geblazen bij het tweede instrumentale stuk, Hope, waarbij toetsen en gitaar weer rustiek hand in hand gaan. Op enkele momenten is de invloed van Mike Oldfield voelbaar. Ik ga op de herhaalstand, want het instrumentale begin van Dead-End Street is ook om te smullen, dit krijgt hier dan weer een wending richting onvervalste metal, we hebben natuurlijk wel met een lappendeken te maken. Straffe riffs leiden een wat chaotisch gedeelte in, maar de gitaar leidt dit weer in vertrouwde melodieuze banen, terwijl het orgel lustig ronkt. De gitaarsolo’s aan het eind van dit nummer zijn weergaloos. Ik ben bijna blij dat er ook een ‘iets’ minder nummer tussen zit, even bijkomen bij Depressed Sentiments. Dit klinkt een beetje gladjes met zijige zang, maar ja, dan is daar altijd weer zo’n aantrekkelijk instrumentaal stuk, met piano en dit keer een priemend basje, en ja, weer die gitaar…
Dan moeten we het lange Keepers Of The Fire nog krijgen, een lust voor het oor. Al snel hebben we een ijzige gitaarsolo achter de kiezen, voordat de volgende coryfee zijn opwachting maakt. Jean Pageau (Mystery) zingt eerst stevig en later gevoelig zijn partijtje mee en laat ook wat van zijn fluitspel horen, wat akoestische gitaar erbij en ik smelt (wie veegt mij even bij elkaar?). Enkel getokkel gaat over in weer een zwaardere passage met knallend drumwerk en een van de mooiste toetsenpassages van de plaat. Albers en Marco Wriedt strijden om het hardst om de mooiste gitaarsolo van de dag te produceren.
Ik ben een beetje overdonderd. Zoveel fraaie lapjes muziekstof heeft Gerd Albers voor zijn Project: Patchwork bij elkaar gezocht en zorgvuldig aan elkaar genaaid tot een schitterende quilt, die bij alle weertypen behaaglijk aanvoelt. Uren kan ik mezelf van genot wentelen onder deze lappendeken van gitaar, toetsen en zang.