Oorspronkelijk gepland begin april, toen verplaatst naar half juni en vervolgens naar eind augustus is Rick Wakeman’s “The Red Planet” zijn terugkeer naar de klassieke proggy en kolossale toetsenstijl. Althans, zo wordt de plaat behoorlijk actief aan de man cq. vrouw gebracht. En eerlijk is eerlijk, Wakeman heeft sinds het begin van de jaren tachtig nooit meer een fatsoenlijk album afgeleverd dat zich kon meten met zijn klassieke reeks tussen 1973 en 1981. Daarentegen liet hij juist tijdens concerten – solo, met Yes en zijn zoons – wel de tijden van weleer herleven, juist ook omdat hij zich daarbij ook geweldig presenteerde. Alles behalve spontaan, de verhaaltjes waren bij elk concert hetzelfde, maar wat deed hij er een hoop mensen een plezier mee en wat bleef hij een toetsenist van grote klasse.
Over spontaniteit gesproken: “The Red Planet” – dat hij opnam met zijn drie vaste musici – mag dan wel teruggrijpen op zijn jaren zeventig werk, in dit werkstuk ontbreekt elke spontaniteit. Acht voorspelbare stukken die van begin tot eind vol zitten met clichés, brede toonladders en pretentieus gedoe. Niets, maar dan ook niets klinkt origineel en voegt iets toe aan de klasse van een “The Six Wives Of Henry VIII”, “No Earthly Connection” of “Criminal Record” – misschien wel zijn beste album. Nee, het Mars-verhaal achter “The Red Planet” mag dan wel de aandacht trekken, van inhoudelijke diepgang is nergens enige sprake.
Neem de opener Ascraeus Mons, met een Mars-ritme (dubbele betekenis!) gespeeld op het digitale kerkorgel en met wat klinisch trompetgeschal uit de Korg synthesizer. Als dan die gesampelde koren inzetten is de bovengrens van kitsch snel bereikt. Zo kabbelt het een eind uurtje door in midtempo, met af en toe een vlammende Moog-solo. Luister naar de ingewikkelde break in Tharsis Tholus en je weet dat het ontzettend geforceerd overkomt. Of zijn Hammond-spel in The North Plain. Alsof we naar een soloplaat van Keith Emerson zitten te luisteren. Alles lijkt ontzettend in gang gezet. Stel het je voor. “Kijk Rick, als je ooit nog een klassieke prog-plaat wil maken, dan moet je het nu doen”, moet vast vanaf de burelen van de platenmaatschappij hebben geklonken. “En grijp vooral terug op je klassieke werk, waar daar zit iedereen op te wachten, niet op die zweverige new age klanken die je eerder afleverde!” En van de legio voorbeelden van platen die in gang zijn gezet, is het resultaat al in een vroeg stadium bekend. Het leidt tot niets. Evenals Alan Parsons vorig jaar is nu Wakeman ook in die valkuil getrapt.
“The Red Planet” zal ongetwijfeld z’n publiek vinden, maar of die de plaat na 1 of 2 keer draaien nog uit de kast zullen trekken. Het valt te bezien. En toch is er één prachtig lichtpunt op de plaat: in The South Pole wisselt Wakeman zijn keyboards even in voor de vleugel. Dat stukje toont heel even de ware meester op de toetsen. Hij kan het nog steeds. Maar “The Red Planet” is verder een gigantische herhalingsoefening die Wakeman niet nodig heeft. Als hij op zijn volgende plaat over Venus de conventionele elementen achterwege laat en met zijn talentvolle musici als Ash Soan en Lee Pomeroy op avontuur gaat, dan krijgen we dan écht nog Wakeman’s terugkeer naar de prog te horen.