Oud, obscuur en female fronted deel II: Room – Pre-flight (1970)
..waarin onze recensent Friso Woudstra de tijd memoreert waarin hij in Nijmegen op vrijdagmiddag graag mocht binnenlopen bij het Vinylarchief van Rob & Elly. Daar verzamelden zich nog meer platenbonzen, zo ook de langharige geschiedenisdocent, speciaalbierliefhebber en rondlopende muziekencyclopedie Rinus. Bekende gezichten krijgen in deze platenzaak een kopje koffie, of zelfs een biertje aangeboden – al kan je deze eigenlijk nergens kwijt tijdens het doorzoeken van de platenbakken. Het staat vol. Bij de balie stonden dan de, naar schatting, acht bakken vol heruitgaves van obscure rockalbums die je onmogelijk eerder gehoord kan hebben. Tenminste, als je niet net als Rinus dit vrijdagmiddagritueel al jaren hebt ondergaan. Hij mocht dan graag een plaat boven de bak doen uitstijgen en verbaasd vragen “ken je dit niet?”. Eigenaar Rob legde onze recensent ooit uit; vroeger, voor het internet, vond je een album dat je niet kende en als het dan wat bleek te zijn ging je rondbellen. En je werd dus gebeld door anderen. Zo kwamen vergeten platen weer in trek in informele netwerkjes en dat merkte je aan de prijs die voor het tweedehands vinyl werd betaald.
Deze plaat van Room was meegekomen met een grote partij herpersingen van het semi-illegale Akarma label en onze recensent, Rinus en eigenaar Rob kenden het alle drie niet. Het vinyl belandde dan met kant B onder de draaitafel van de winkel en aldus hoorden zij voor het eerst Adromeda. Na afloop van deze knalsong zou Rinus zeggen “als jij hem niet meeneemt, neem ik hem mee”. Hij zou later die vrijdagmiddag de platenzaak zonder de lp “Pre-flight” verlaten, want onze recensent, die de elpee als eerst in zijn handen had gehad, kon deze plaat onmogelijk laten liggen.
Room is een Engelse groep met slechts één titel op hun naam, welke ook wel bekend staat als het meest obscure album van het Deram label (een divisie van Decca). De band stamt van voor het tijdperk van de proggiganten en speelt een mix van jazz-rock, hardrock en atypische symfonische prog. Op het album hoor je regelmatig prachtige arrangementen van een heus koper- en strijkorkest. De totale productie van het album klinkt erg ruimtelijk en levendig – daar kan het floppen van deze plaat niet aan liggen. Het zou een wilde gok zijn om de invloeden van deze groep te raden, want Room is simpelweg uniek in zijn soort. Gezien de hoes en de bezetting van de band wordt wel gesuggereerd dat de band zichzelf wilde neerzetten als een nieuwe Jefferson Airplane, maar daar lijkt de muziek weinig op. In hun sound herken je wel de symfonische jazz-rock klanken van Colosseum (“The Valentyne Suite”) en qua zang doet het een beetje denken aan de met vocal jazz beïnvloede rockmuziek van Affinity met Linda Hoyle. Overigens ook een interessant obscuur en female fronted werk.
De band heeft twee uitstekende rockgitaristen – en ja de band kan met vlagen rocken alsof je een vroege versie van Iron Maiden hoort – en een bassist om je vingers bij af te likken. Het grootste talent is echter de jazzy drummer Bob Jenkins, die als enige een enigszins succesvolle carrière in de muziek zou hebben. Hij speelde voor hij bij Room kwam in 1969 ook al in een groep met John Wetton genaamd Ginger Man. Zijn spontane wisselingen in ritme en tempo geven de band een bijzondere twist en zorgen ervoor dat elke vondst, elke riff maximaal tot zijn recht komt. Zangeres Jane Kavern heeft een bijzonder ietwat slepend jazzy geluid, ongenaakbaar en stijlvol. Waarschijnlijk mag u er wel even aan wennen.
Op kant A is de verhouding tussen progressieve rock en inventieve jazzrock/blues nog gelijk verdeeld. Titels als Where Did I Go Wrong en Big John Blues lijken op wat je op veel vroege rock/jazz/blues projecten hoort uit die tijd. De titelsong opent het album echter al met een uitgebouwd progressief nummer met een benauwd sfeertje. Ook de semi-ballad No Warmth In My Life is een bijzondere combinatie tussen jazz, rock en prog.
Echter, op kant B gaan alle registers open en somt de band drie korte epics op waarvan onze recensent geen weerga kent. De nummers Adromeda, War en Cemenery Junction mogen zich dan meten aan een klassiek werk als “Space Shanty” van Kahn. Room weet dan te scoren met ijzersterke melodieën, inventieve hardrock, een grote afwisseling van muzikale thema’s, die heerlijke stuwende jazzy ritmes en bijzondere geslaagde orkestraties. Het zangthema van War zit nog dagen lang in je kop, met name dat stukje waarop Jane Kavern wanhopig zingt “and the death cry of men goes unheard”. Bovenal heeft Room dan gewoon hét. Iets opwindends. Zo’n liedje als Adromeda roept een devoot gevoel op zoals King Crimson’s “In The Court of The Crimson King” dat doet. De knallende symfonische finale genaamd Cemenery Junction maakt van Uriah Heep’s Salisbury een flauwe bedoening.
Het latere enthousiasme van platenbons Rinus, winkelier Rob en onze recensent in het bijzonder ten spijt; deze plaat heeft weinig gedaan. Er werden er in 1970 uiteindelijk een paar duizend verkocht. Mocht je er daarvan één hebben in mint conditie, dan zijn er schijnbaar mensen die er 1200 euro voor willen betalen. Voor de anderen heeft het internettijdperk en de hedendaagse herontdekkingszucht zijn vruchten afgeworpen; er zijn ondertussen meerdere bekende heruitgaves zodat ook u “Pre-flight” voor een redelijk bedrag aan uw collectie kunt toevoegen. Rinus zou dan ook op een van de volgende vrijdagmiddagen in de platenzaak, biertje in de hand, buitengewoon tevreden constateren dat hij ondertussen zijn eigen kopie had. Een geluksgevoel dat onze recensent maar al te goed herkent.