We kennen Ryo Okumoto natuurlijk als de flamboyante keyboardspeler van Spock’s Beard, waarvan hij al een kwart eeuw deel uitmaakt. Hij acteert ook in de band ProgJect. Hij bracht echter ook het nodige solowerk uit, al dateert zijn laatste eigen cd alweer van 20 jaar geleden. Net als op “Kamimaze To The Sun” nodigt hij op zijn nieuwste uitgave “The Myth Of The Mostrophus” weer een keur aan gastspelers uit. Wie verwacht een toetsen-gedomineerd album te horen van dit zeker op het podium overenthousiaste keyboardmonster komt bedrogen uit.
Okumoto geeft zeker een aantal aantrekkelijke solo’s ten beste, maar stelt zijn spel toch nadrukkelijk in dienst van het nummer. Het schrijven van de zes nummers deed hij samen met Michaels Whiteman, de zanger van I Am The Manic Whale. We horen op twee nummers zo’n beetje de hele line-up van zijn broodheer meespelen, wat maakt dat die nummers ook heel erg als Spock’s Beard klinken. Het begint met Mirror Mirror, waar Nick d’Virgilio de zang voor zijn rekening neemt en (uiteraard) drumt, Dave Meros meebast en Alan Morse het gitaarwerk verzorgt. De toetsen en de gitaren vliegen je om de oren in een sprankelende opening. De zangpartij van d’Virgilio is wat lasteriger door te komen, maar een toetsensolo, gevolgd door een peuk stukje Hammond-werk maken veel goed, zeker als twee pittige gitaarsolo’s de zang overschaduwen. Na deze prima opener kunnen we rustig spreken van Ryo’s Beard.
Na een stevig begin met hoekige ritmes en zalvende synth-klanken biedt Saga zanger (en collega in ProgJect) Michael Sadler voor enige rust in de tent in Turning Point. Een heerlijk samengaan van Hammond, synthesizer en gitaar vormt het intermezzo in dit nummer waar de koortjes ook weer niet ontbreken.
Ryo’s overtuig start in de laagste versnelling in Maximum Velocity met akoestische en elektrische gitaar, met bijpassende rustige zang. Direct door naar zijn vijf met weer een andere zanger, waarbij de Hammond de druk opvoert. Een power-gitaarsolo van niemand minder dan Steve Hackett vormt een welkome onderbreking van het toch weer mindere zangstuk.
The Watchmaker (Time On His Side) biedt stevige melodieuze rock, waarbij de gedachten direct uitgaan naar Styx, zeker ook door de koortjes en het pompende ritme. Een aardige toetsen- en gitaarsolo zorgen voor enige ophef in dit verder vrij basale rechttoe-rechtaan nummer.
Een echt rustpuntje is de luisteraar toch ook gegund. Veel fluit- en pianospel en bijpassende rustige zang vormen de hoofdmoot van Crysalis. Die zang maakt dat we bijna een tranentrekker in huis hebben. Een scherpe gitaarsolo doet ons wakker schrikken, voordat we een mooie reprise van het begin als slotstuk krijgen.
Dat het niet zo makkelijk is een hele goed epic te schrijven ondervindt Okumoto in het titelnummer. Dat kan namelijk niet 22 minutenlang boeien. Er is een overdaad aan zang en koortjes, wel met de nodige instrumentale tussenstukken, tempo- en sfeerwisselingen, maar het beklijft gewoon niet. Een saxofoonsolo, eindelijk een minuut lang Okumoto solo, pianostukjes, gitaarsolo’s, maar er lijkt geen idee achter te zitten. Het haalt het niet bij de fraaie epics die Spock’s Beard heeft opgeleverd, de band die ook op dit nummer weer een dominante inbreng heeft.
Ryo Okumoto heeft geen slecht album afgeleverd. Zijn toetsenspel staat als een huis, maar is een beetje ondergeschoven, daar zou ik veel meer van willen horen. Het is gewoon lekker progrocken geblazen, met over het algemeen behoorlijk wat power. Muzikaal leunt hij erg op Spock’s Beard, maar de finesses die deze band in zijn muziek kan aanbrengen ontbreken. De zangstukken zijn soms lastig om door te komen, gaan richting saai. Als ik op zoek ben naar de (ongrijpbare) ziel in de muziek die ik luister, mis ik die een beetje op “The Myth Of The Mystrophus”. Ik zou graag meer de signature van Ryo zelf horen, maar misschien is dit het gewoon en moeten we het hiermee doen. Beslist geen straf om naar te luisteren, maar de zegening die je hoopt te ontvangen bij het besluisteren blijft helaas toch een beetje uit.