Ik stak nooit onder stoelen of banken dat ik sinds 2013 een zwak heb voor Seventh Dimension. Na het puike album “Black Sky”, dat noodgedwongen ‘transatlantisch’ is opgenomen, ligt hier het vijfde album “Of Hope & Ordelas”. Met een nieuwe zanger, Markus Tälth. Deze zanger, maar ook het gegeven dat alle bandleden in Stockholm woonachtig zijn, staat garant voor een frisse herstart.
Seventh Dimension laat in het openingsnummer The Great Unknown horen dat men patent heeft op meeslepende en goed in het gehoor liggende progmetal. Dat hoor je niet alleen in de tweeënhalve minuut klokkende intro, maar ook in het vocale vervolg. De appels vallen duidelijk niet ver van de boom waar Dream Theater in gekerfd staat, maar ‘who cares’? Tälth zingt zuiver met af en toe een uithaal, maar weet wanneer hij gas terug moet nemen. De solide ondersteuning van bas en drums zorgt ervoor dat alles staat als een huis. Op Ghost Veil is de sfeer wat donker en doet tegelijk denken aan Metallica. Er volgt een uptempo stuk waarbij ik moest wennen aan de zang van Tälth. Smaakvol is het toetsenwerk dat door het hele nummer dwarrelt.
Na het melodieuze, maar minder opwindende V23, zorgt Underwater voor meer opwinding. Na een intro met onderwatergeluiden, ontspint zich een afwisselend nummer dat regelmatig doet denken aan land-, stad- en bijna-naamgenoten Seventh Wonder. Tälth laat horen dat hij screams en growls ook beheerst. Luca Delle Fave doet daar niet voor onder met een fraaie gitaarsolo. Na een kort rustmoment gaan de mannen voluit in een opwindend stuk met tegendraadse ritmes.
Een van de pareltjes is zonder meer Mind Flayer, dat een mix is van Dream Theater en Ayreon. Opvallend is het intrigerende intermezzo met percussie van gast Maciej Gizejewski.
Het magnum opus van dit schijfje is het uit zes delen opgebouwde Black Sky: Final Frontier. Het nummer van ruim 25 minuten is het vervolg op de twee delen die op het album “Black Sky” staan. Het nummer bevat oriëntaals aandoende progmetal, met invloeden van Dream Theater (Exodus), die vanwege een John Petrucci-achtige gitaarsolo doorloopt in Arrival. De stembanden van Tälth lijken goed gesmeerd in Architects Of New Horizons, waar de spreekwoordelijke beuk erin gaat en de instrumentale trukendoos verder wordt opengetrokken. De rust keert terug in Lament In Silence, met cello en fraaie zang. Zero Signal is niet meer en minder dan spierballerij à la Dream Theater en gelijk de stevige hangbrug naar het intensieve Rays Of Light. Vocaal komt het hier naar mijn smaak minder uit de verf, al compenseert het orkestrale stuk veel.
Ik eindig waar deze recensie mee begon. Met dit vijfde album blijf ik een zwak voor deze groep houden. Ik geef het je te doen, met een nieuwe zanger je staande houden in een genre waar vernieuwing nog maar zelden wordt gehoord. Dit schijfje is een aanrader voor iedere progmetalfan.