Eindelijk had Soft Machine weer een gitarist van formaat in de gelederen, maar het duurde niet lang of Allan Holdsworth zat begin 1975 in de groep van Tony Williams. Een tournee kon worden geschrapt en gelijk werd gezocht naar een opvolger. John Etheridge speelde in Global Village Trucking Company en had de interesse van Karl Jenkins, die enthousiast was over zijn geluid. In tegenstelling tot drummer John Marshall, die aanvankelijk gereserveerder was, maar toch toegaf dat Etheridge’s spel paste in de muziek die Soft Machine toen speelde. Zo kon het nieuwe bandlid het materiaal van “Bundles” gebruiken als goede binnenkomer tijdens een nieuwe tournee in 1975. Tegelijkertijd zat Mike Ratledge die nieuwe muzikale richting niet lekker en toen de groep in januari 1976 de studio inging om “Softs”, hun tweede album voor het Harvest-label van EMI, op te nemen, nam hij maar een paar partijen op synthesizer op en vervolgens de benen. De rest van de groep vond het nieuwe materiaal van Karl Jenkins zeer de moeite waard, dus kon het zoveelste hoofdstuk in de historie van de groep veelbelovend beginnen.
Het amper twee minuten durende Aubade zet de toon voor het album en dat geldt ook voor het eerste deel van The Tale Of Taliesin. Dan ineens wordt het spel hectischer, bombastischer en ingewikkelder: het is een ‘rondo’-compositie die gedragen wordt door de rollende pianopartij van Jenkins, vervolgens door een wild solerende Etheridge wordt overgenomen en uiteindelijk weer naar het beginthema terugkeert. Invloeden van Mahavishnu Orchestra zijn dichtbij huis, maar toch houdt de muziek een prettige soort van openheid, naast natuurlijk die typische Engelse handtekening. “Bundles” was op het melodieuze vlak al een enorme stap vooruit, maar Soft Machine klinkt op dit album nog toegankelijker. Gaandeweg lijkt de groep zich op “Softs” te storten op een jazzrockvariant van de Canterbury sound en het is met name Marshall die deze stijl zich in hoog tempo prima eigen maakt.
Ban-Ban Caliban bevat een prachtige altsaxofoonsolo van de andere nieuwkomer Alan Wakeman (de oom van…), maar kenmerkt zich verder door pure improvisatie. De percussie-elementen kennen een Weather Report-sfeertje, evenals het toetsenwerk van Jenkins. Een vorm die op de latere plaat “Land Of Cockayne” verder wordt uitgediept. Even later schudt Etheridge weer een solo uit zijn mouw, op een manier zoals onze eigen Eef Albers dat in 1977 op de lp “Focus Con Proby” ook heeft gedaan. Beide gitaristen hebben de gave om tussen de snelle opeenvolgende notenreeksen ook zo nu en dan een bluesachtig akkoord erin te mengen; die van Etheridge past in deze vorm van de groep wonderwel goed. Song of Aeolus is van geheel andere orde, een stuk dat met gemak de Ice van Soft Machine kan worden genoemd. Een traag en loom melancholisch stuk, in de stijl van Camel en Pink Floyd. Wederom is het de gitarist die puik werk aflevert. De drums van Marshall klinken wazig en een tikkeltje dof. Meer ‘jaren zeventig’ dan dit kan haast niet.
De keerzijde van de plaat (de voormalige tweede kant) wordt niet gesierd door de eenheid die gedurende de eerste helft zo goed werkt. Het is tijd voor korte experimenten van de bandleden, zoals de bijna obligate drumsolo van Marshall in Kayoo, een atmosferisch stukje van Jenkins (Second Bundle) dat ook op het album “Seven” had kunnen staan en het academische en typische The Camden Tandem. Tel daarbij nog het dromerige Out Of Season op, dat bol staat van de heerlijke open jazzrock akkoorden en One Over The Eight, de climax van het album. Zo klein als de plaat begint, zo klein eindigt die ook met Etika, dat de in twee delen opgenomen akoestische gitaar van Etheridge laat horen.
Na de overgangsplaat “Bundles” klinkt “Softs” als een album dat het nieuwe Soft Machine-geluid verder uitdiept en daarmee een nieuwe, veelbelovende start wordt ingeluid. Helaas mag het niet zo zijn: met het vertrek van meerdere bandleden (zo stapt Wakeman over naar de band van David Essex) zit de groep – en met name Karl Jenkins – weer op dood spoor. Gelukkig is een interessante combinatie muzikanten in 1976 in staat geweest om dit album maken, want het is zonder meer één van de smaakmakers in de lange rij platen van Soft Machine en daarnaast een plaat die weinig aan kracht heeft ingeboet. “Softs” is met name een aanrader voor luisteraars die van instrumentale prog met een jazzy en klassiek randje houden.
Wouter Bessels