Af en toe buiten de lijnen van je comfortzone stappen is goed.
Bovenstaande regel leest als een hoofdstuk in een boek over coaching, maar slaat in dit geval volledig op deze recensie van het nieuwe album van de Amerikaanse band Sons of Ra. De band met zijn fundamenten in Chicago, produceert muziek die deze recensent nauwelijks tot nooit luistert, laat staan recenseert. En eerlijk is eerlijk; even was er een moment van twijfel of ik de cd door moest schuiven naar een van de collega’s die meer binding hebben met dit type prog. Zo heeft Erik Groeneweg onlangs nog een uitstekende recensie van Chercán geschreven, waarmee deze cd overigens wel wat overlappingen heeft.
Als we het hebben over Sons of Ra, dan hebben we het over heavy, experimentele progressieve rock waarin avant-garde en jazzfusion een grote rol spelen, alleen dan zonder de latin vibe en vocalen van Chercán. De formatie uit Illinois bestaat eigenlijk sinds 2000, maar feitelijk is dit album het debuut van de band, al zijn eerder al drie ep’s verschenen vanaf 2016. Sons of Ra heeft in die twee decennia verschillende stilistische transformaties doorgemaakt. In de beginjaren experimenteerde het trio met jam-jazzrock met daarbij een live drummer. Door de pandemie is het geluid verder ontwikkeld naar een rijker en dynamischer formaat, waarin dit wat zwaarder uitvalt. Het album heeft een plek gekregen in de stal van Free Electric Sound, een sublabel van het Amerikaanse The Laser’s Edge.
Opvallend aan het album is de kristalheldere productie, waarin elk instrument goed in de mix geplaatst staat, waardoor de songs geen brei van klanken worden. Dat compliment kan de band gelijk in zijn zak steken. Zoals in de vorige alinea aangegeven mag je experimentele jazzfusion verwachten waarin de tenorsaxofoon een prominente rol inneemt. Het album bevat voornamelijk creatieve interpretaties van composities van jazzlegendes als Carla Bley, John Coltrane en Don Ellis.
Het trio beheerst de finesses in repeterende fases en voorkomt daarmee grotendeels de verveling. De afwisseling van structuren vindt plaats voordat je eraan toe bent. Een voorbeeld daarvoor is de track Upstart, waarin de neiging tot herhaling van ritmes net goed op de grens balanceert. Op het juiste moment wordt er met variatie gespeeld. Upstart is overigens geïnspireerd door het nummer van trompettist Don Ellis.
Stilistisch pakt de band vooraan in het album wat steviger uit dan in het tweede gedeelte. Die stevige sound is voornamelijk te danken aan drummer Michael Rataj, hij was voorheen actief in verschillende metalcombinaties. Zo is Outside Looking In een stevig uptempo nummer, slaat het meer op rock en is bijna een knipoog naar metal. Dat kan je ook zeggen van Disintegration, waarin de drums van Rataj een prominente rol hebben, net als de heavy gitaar van Erik Oldman. De gitarist verdient sowieso een aanbeveling, hij tovert verschillende stijlen uit zijn snaren en weet gedurende het album veelvuldig te verrassen en te boeien. Ook de baspartijen van Keith Wakefield zijn aangenaam en groovy. Zijn spel accentueert het jazzrock aspect binnen de nummers, luister hiervoor vooral eens naar Porous Silver.
Een nummer dat wellicht de gemiddelde progrocker het meest zal aantrekken is Lividity and the Ascension. Veel sfeervolle sologitaar met een ritmesectie die redelijk strak blijft en waarin minder geleund wordt op experiment. Dat experiment met een sonisch karakter vind je juist dan weer in Don’t Know Yet.
Luister eens naar deze nummers op Bandcamp of Spotify. Spreken beide nummers jou aan, dan heb je een redelijk beeld van wat je van deze Amerikaanse band mag verwachten.