Het album “ELO 2” werd in Amerika als “Electric Light Orchestra II” uitgebracht en was ook het laatste album waarop de band het lidwoord The voor de naam gebruikte en hun afgekorte naam E.L.O. introduceerde.
Tijdens de opnames voor dit tweede album verliet Roy Wood de groep en speelde hij alleen nog een rol door de cello en baspartijen op de twee Boogie delen in te spelen. Vanaf dat moment leide Jeff Lynne de band met aan zijn zijde medeoprichter drummer Bev Bevan. Nieuwe leden zijn bassist Mike de Albuquerque, violist Wilf Gibson en de klassiek geschoolde cellist Mike Edwards. Daarnaast werd de hulp ingeroepen van de cellisten Colin Walker en Hugh McDowell, al stond laatstgenoemde niet op het album vermeld. Bill Hunt blies nog wat op zijn Franse hoorn en beroerde wat toetsen, echter de belangrijkste nieuwkomer was Richard Tandy die al op basgitaar meespeelde bij hun live optredens. Op dit album stapte hij over naar keyboards en werd verantwoordelijke voor de elektrische sound die steeds meer een grotere rol kreeg.
Met deze nieuwe line-up creëerde E.L.O. een toegankelijker symfonisch progrock geluid dat minder experimenteel was dan het debuut. Dankzij de talrijke live ervaringen voorafgaand aan de opnamesessies kon er met minimale overdubs de nummers meestal live in de studio opgenomen worden en klonk het mede daardoor veel verfrisserender. Jeff’s zang is nog wat ongepolijst, maar productioneel gingen de eerste scherpe randjes eraf en dook het geluid veel meer de diepte in. Muzikaal werd de experimentele stijl meer gestroomlijnd en uitgewerkt waardoor het kortste nummer nog steeds krap zeven minuten duurt. Dankzij de klassieke invloeden is dit album een prog pareltje die heden ten dagen nog steeds verborgen lijkt.
In Old England Town behoort tot één van de donkerste nummers die E.L.O. ooit heeft gemaakt. Het geeft een negatieve kijk op de problemen van de wereld in 1972 over vervuiling, het leger, geld en meer. Dit soort teksten gaat veel verder dan de sappige onzin die E.L.O. en masse zou produceren op de meeste van hun latere albums. Lynne’s rauwe vocalen met een boos randje passen perfect bij dit nummer, evenals de grommende cello’s en roffelende drums van Bev Bevan.
Momma dat tot Mama voor de release in de VS werd veramerikaniseerd, vertelt het verhaal van een eenzaam meisje dat ver van huis reist en klaagt over het verlies van haar moeder. Het is een wat triest nummer dat niet strookt met de positieve vibe die E.L.O normaliter aan zijn muziek meegeeft. Het valt daarmee op de een of andere manier uit de toon in het repertoire, maar past prima op dit album waarmee de diversiteit aan stijlen benadrukt wordt. Want van een heel andere orde is Roll Over Beethoven. Dit is een uitgewerkte cover van de welbekende Rock & Roll compositie van Chuck Berry. Een genre waar ELO later diverse hits mee scoorde. In dit geval wordt er de 5e symfonie van Beethoven in verwerkt zodat het predecaat symfonische rock er opgeplakt kan worden zoals E.L.P. er ook wel een paar van heeft.
Toeval of niet, het zonlicht doet er 8 minuten en 20 seconden over om de aarde te bereiken net zolang als het daarvoor toepasselijke getitelde nummer From The Sun To The World. Niet dat we op deze site natuurkundige fenomen bespreken, maar sta daar even bij stil als je naar dit topnummer uit de oude prog doos luistert. Je ondergaat een perfecte symbiose tussen progrock en klassieke accenten waar geput wordt uit Beethovens Moonlight Sonata. Heel knap is het snelle tweede gedeelte met het boogiewoogie piano loopje dat samensmelt met klassieke thema’s. Hier laat Richard Tandy horen een uitstekend pianist te zijn en geeft Wilf Gibson een van zijn beste viool strijken weer. Jeff Lynne soleert kort maar krachtig een agressieve gitaarsolo weg waar ik wenste dat hij dit vaker deed.
Slotstuk Kuiama, met ruim elf minuten het langste nummer van E.L.O. ooit, is met recht een progressieve klassieker. Tesktueel is het een anti-oorlog betoog. Een politiek statement waar E.L.O. later ver van af zou blijven. Muzikaal neemt E.L.O. voor zijn doen ruim de tijd om laag voor laag deze epos op te bouwen. Voor het eerst horen we in de instrumentale passages post-rock en bereikt zijn climax met een waanzinnige emotionele vioolsolo om met behulp van de Moog met spacy accenten onheilspellend weg te zoemen. Het album zou oorspronkelijk “The Lost Planet” heten en dan geeft het je wel een idee wat je kunt horen.
Ook al ontbreekt de samenhang tussen de verschillende nummers, toch is voor mij dit tweede album een prachtig creatief meesterwerkje door de geslaagde mix van rock en klassiek. Bovenal is het de originele invalshoek waar Lynne in staat was om volledige artistieke controle te krijgen met als bonus het meest progressieve album van E.L.O. ooit. Helaas werd dit wel het laatste album dat werd gemaakt in de geest van hetzelfde soort experimentele ethos waar The Electric Light Orchestra speciaal voor werd opgericht. Ongeacht hoe het begon, het album eindigde met Jeff aan het roer van het E.L.O.-schip en de groep was klaar om verder gevormd te worden naar zijn creatieve visie. En net zo snel als het vervangen van cellisten, zo rap ging het opnemen van de eerste nummers die tijdens en kort na de opname van ELO 2 werden opgenomen voor het nieuwe album. En zeg niet dat Progrock elitair, moeilijk of serieus is nadat deze nummers werden omgebouwd tot een suite. Met het komende derde album kregen we dankzij hun typische Britse humor een ander inkijkje op navelstaren.