|
Dit tweede album van The Pineapple Thief was niet alleen voor Bruce Soord een soort doorbraak, voor veel fans is dit album een mijlpaal in het oeuvre van de band. Daar is wel een hoop voor te zeggen.
“137” kwam uit op een moment dat de band eigenlijk vooral een soloproject was. In hoeverre de fruitdieven inmiddels een echte band zijn valt nog te bezien, maar in 2001 was het zeker uitsluitend Soords stokpaardje. In elk geval was de stijl van de band nog niet helemaal uitgedacht, Bruce hield zijn mogelijkheden nog even open. De invloed van Porcupine Tree, de band waar The Pineapple Thief vooral in latere jaren terecht mee vergeleken kan worden, begint merkbaar te worden, maar dat is zeker niet het enige. Daarbij is de muziek op deze plaat veel meer poppy en minder zwartgallig dan op latere albums het geval is. Als je al vergelijkingsmateriaal nodig hebt, zou ik het eerder zoeken in de hoek van Tears For Fears of World Party. Kwaliteitspop, dus.
Dat wil niet zeggen dat de muziek geen progressieve trekjes heeft. In de verte hijgt soms een Mellotron, Soord speelt wat met de liedstructuren en ik durf (toe maar!) te stellen dat dit album er niet was geweest zonder Radioheads “OK Computer”. Een uitgesponnen gitaarsolo als die in Kid Chameleon, een lang stuk als PVS, de geluidseffecten in Ster, het klassieke arrangement aan het begin van Preserve, het zijn allemaal elementen in een zoektocht naar meer muzikaal avontuur. Dat laatste nummer klinkt trouwens echt als een stuk dat Steven Wilson had kunnen schrijven. Maar daar tegenover staan de wat rechtere rocknummers als Incubate en Doppler, die veel meer aansluiten bij de Britpop.
Dat doet er allemaal minder toe dan de vraag: is het goede muziek? Dat is het zeker! Ik vind dat Soord op latere platen wel eens doorslaat, wat dunne themaatjes veel te lang uitmelkt in stukken die in de sfeer en de galm verdrinken. Da’s ook mooi, maar per saldo vind ik dit bevredigender: een lekkere collectie prettige liedjes, wat afwisseling en sterke composities met een kop en een staart. Luister maar eens naar het prachtige titelstuk, een prachtig stuk muziek waarbij elektronica een belangrijke rol speelt.
Als productie wint “137” geen prijzen. Het geluid is wat muf, de plaat is wat vlak en eendimensionaal. Wat dat betreft is de band er met de jaren zeker op vooruit gegaan. Maar met de muziek is helemaal niets mis: ook nu, bijna tien jaar later, is “137” een verrassend sterke plaat die je kunt blijven draaien. Al het goede van een uitzonderlijk talent op weg naar Grote Dingen.
Erik Groeneweg
Heruitgave op KScope in 2013:
Het was te verwachten dat Bruce Soord ook uiteindelijk zou uitkomen bij zijn tweede plaat, nog in zijn uppie gemaakt, zoals het nieuwe hoesje zegt. In het oorspronkelijke Cyclops-boekje stond nog dat Adrian Soord (zijn broer?) toetsen speelde, Nick Lang drums en Mark Harris basgitaar. In het nieuwe, overigens totaal veranderde hoesje, worden deze namen niet genoemd. Bestaan ze wel? Waren het geen alter ego’s van Bruce Soord?
Ondanks dat Soord in interviews heeft aangegeven dat steeds moeilijker wordt zijn ‘oudere’ muziek te verbeteren qua mix, klinkt het hernoemde “One Three Seven” ongetwijfeld voor de latere fans als een nieuw album. Ik ben blij dat deze heruitgave er gekomen is, want het is naar mijn mening een van de meest onderschatte platen van de dief, zeker in vergelijking met de laatste twee platen. Ook duurt “One Three Seven” lekker lang. Het is alsof als het ware de bonustracks al zijn toegevoegd. Op deze heruitgave is ook de verwarrende trackvolgorde van 137, Release The Tether en How Did We Find Our Way? hersteld.
Ik begin nu zowaar te hopen dat “Abducting The Unicorn” er ook van gaat komen. Dat is het debuut voortgekomen uit Vulgar Unicorn. Ik zie zo een hele bonus-cd met allerlei oude Vulgar Unicorn nummers erbij zitten! Hier is mijn portemonnee!
Markwin Meeuws