The Revolutionary Army of the Infant Jesus is een bijzondere band. En dat is een understatement. Deze band werd al geformeerd in 1985 te Liverpool. Na hun tweede cd “Mirror” in 1990 bleef het lang stil. In 2015 werd de draad weer opgepakt, en in 2020 verscheen een dubbel-cd. Mijn oordeel over deze muziek is op deze website te vinden. Voor meer informatie over RAIJ, verwijs ik in dat kader graag naar mijn recensie van “Songs of Yearning/Nocturnes”.
Het valt niet mee om de muziek van RAIJ in een dichtgetimmerd hokje te stoppen. Dat maakt deze band uit Engeland in mijn ogen ook zo uniek. Bovendien ontwikkelt de muziek zich, terwijl de sfeer onmiskenbaar RAIJ blijft. In de eerste plaats zorgt de spiritualiteit daarvoor. Het is juist de spiritualiteit die de muziek omgeeft en boven het alledaagse uittilt. Daarna is het de melancholie waarmee de muziek is doordrenkt. Bovendien zijn de invloeden van wereld- en klassieke muziek nooit ver weg. Als referenties kunnen bands als Talk Talk, The Innocence Mission en Lies Damned Lies dienen, alsmede klassieke componisten als Arvo Pärt en Henryk Gorecki. De muziek is overigens net wat elektronischer dan eerder werk.
Het is lastig om er nummers uit te lichten. Alles past bij elkaar, hoort bij elkaar en is raak. De heldere zang, de indringende toetsen, de klagerige violen, de melancholieke sfeer, de overkoepelende mystiek; het geheel is groter dan de som der delen.
“The Dream We Carry” begint prachtig met A Song for Lost Souls. Alles ademt verstilling en melancholie. Les Fils des Etoiles is het eerste vocale liedje. Het is heel mooi hoe de heldere zang van Jessie Main en klagerige violen dit kleine liedje dragen. Alles staat in dienst van de sfeer, de spiritualiteit en de zeggingskracht. Dat de band gebruikmaakt van Hammond en Mellotron verhoogt, in elk geval bij mij, de juichstemming. De elektronische klanken maken het af.
Object of Desire is ook zo’n bijzonder nummer. Bijzonder fraaie zang van Jessie Main. Een stukje prachtige kamermuziek. Muziek die je eigenlijk in een kathedraal zou willen horen in plaats van over je koptelefoon. Of neem nu Tales From Nowhere: over elektronische klanken ontvouwt zich een spannend nummer dat zeer zorgvuldig wordt opgebouwd. Wat te denken van het zeer emotionele en indrukwekkende Portrait of a Child met haast Hildegard von Bingen-achtige kloosterzang. De verstilling en de mystiek smelten samen. In het kleine, maar spannende, Disparu wordt als uit het niets een klievende gitaarsolo getoverd. The Song of Wandering Aengus is een storytelling, waarin klassiek en folk samenkomen. Hiermee besluit RAIJ een zeer indrukwekkend album.
Net als bij het vorige album haal ik voor “The Dream We Carry” de hashtag jaarlijstmateriaal van stal. Dat heeft voor mij twee redenen. In de eerste plaats maakt RAIJ muziek die ik verder nergens kan vinden en horen. In de tweede plaats raakt de muziek mij diep. Muziek die je steeds weer wil horen en die helend is, je kippenvel bezorgt, je laat (dag)dromen en je ontroert. In één woord: briljant. In twee woorden: briljant en uniek.