Umphrey’s McGee is geen meneer, maar een Amerikaanse band die in de afgelopen jaren van een volbloed jamband veranderd is in een bijzonder creatieve progband. Na het knappe album “Safety In Numbers“, een kliekjesalbum en een liveplaat is “Mantis” de eerste nieuwe studioproductie in drie jaar. Gelukkig is deze nieuwe van het sextet uit Chicago het wachten meer dan waard.
Het album begint beeldschoon met een strijkje, waarna de band invalt met een poppy stuk dat de invloed van The Beatles, Jellyfish en Spock’s Beard verraadt. Uit alles blijkt hoeveel de band gegroeid is in de afgelopen tijd, zoals te horen is in de veelstemmige samenzang en het jazzy intermezzo in Made To Measure of het ingetogen Prophecy Now. Dit is geen geïmproviseerde muziek meer, dit zijn geen jams die maar doormelken (hoewel de band daar live nog steeds niet vies van is), dit zijn ongelooflijk knappe, goed geconstrueerde en gecomponeerde stukken. Dat wil overigens niet zeggen dat de band vergeten is hoe er gerockt moet worden.
Titelstuk Mantis is een opgewekt, opzwepend stuk muziek met een fantastische gitaarsolo, maar in het middenstuk waagt de band zich ook aan een aan krautrock herinnerende, wat atonale passage. Daarmee wint het stuk aan complexiteit, al klinkt het wat geforceerd. Dat het stuk meer is dan los zand, openbaart zich dan ook pas na een flink aantal luisterbeurten. Dat is overigens geen straf. Mantis is een plaat die meerdere luisterbeurten achtereen meekan.
Toch is het meer ontspannen bluesje waarmee Cemetry Walk begint een fijn rustpunt. Dat duurt natuurlijk niet lang, na een minuutje zet de band een lekker stuk powerpop aan. De finesse van Christopher Cross en het venijn van The Knack, daar ergens tussenin. De band kan al die verschillende stijlen niet alleen moeiteloos aan, de zeer vaardige muzikanten weten ze tot één onderscheidend geluid te versmelten. Luister alleen maar eens naar Cemetry Walk II, waar hetzelfde thema de basis vormt voor bossa nova, disco en funk. Meesterlijk.
Ik moet alleen zeggen dat ik niet veel hoor van percussionist Andy Farag, drummer Myers lijkt me trouwens meer dan mans genoeg om het ritme te bewaken.
Met 54 minuten voelt “Mantis” niet te lang, de afwisseling van intense en luchtigere passages maakt de beluistering sowieso een feest. Turn & Run is wat rechtere rock, terwijl Spires meer concentratie vergt. Zo neemt de band de luisteraar moeiteloos bij de hand. De plaat kent geen winkeldochters. Umphreys McGee mag dan voor het eerst het materiaal niet uit ten treure live hebben getest, de heren zijn terecht zeker van hun zaak. Ze weten complex materiaal bedrieglijk simpel te laten klinken en zijn ondertussen niet te beroerd om dat met de meest schurende akkoorden te doen. Zo zit ik bij Spires steeds met kromme tenen van de valsigheid en vind ik het toch mooi – wie dat kan, komt van goeden huize. Als kers op de appelmoes viert de band in Red Tape feest op dezelfde uitbundige, bijna naïef blije manier als Moon Safari. Geen twijfel: Umphreys McGee is het hélemaal.
De plaat bevat overigens een bonus cd met tien stukken, waaronder nummers van vorige platen en drie nieuwe live uitvoeringen. Wie de website van de band bezoekt, vindt daar bovendien podcasts met nog meer materiaal. Tot slot hebben kopers van het album nog recht op een eigen website waar – naar mate er meer exemplaren verkocht worden – steeds meer bonustracks te downloaden zijn. In dat opzicht is Umphreys McGee een echte jamband gebleven: de fans zijn hun beste vrienden!