Bij een band die al zo lang meedraait als Vanden Plas heb je bij een nieuwe plaat altijd de neiging om even te inventariseren. Er is zo’n vier jaar verstreken tussen de release van het vorige studioalbum en nieuweling “The Empyrean Equation Of The Long Lost Things”, en de heren hebben die tijd vooral besteed aan het verzinnen van een pakkende albumtitel. Wat is er intussen dan zoal veranderd?
Het meest opvallende feit: toetsenist van het eerste uur Günther Werno is niet meer van de partij. Het is gek genoeg de allereerste personeelswisseling in de rijke bandhistorie. De impact van zijn afscheid op de composities en de sound op het nieuwe album is lastig in te schatten. Het bandgeluid lijkt nog iets meer gitaargedreven, al wordt in interviews de indruk gewekt dat gitarist Stephan Lill ook op de voorgaande albums al het leeuwendeel van de muziek voor zijn rekening nam.
Ook de invloed van Alessandro Del Vecchio als nieuwe toetsenist is vooralsnog niet baanbrekend. De multi-instrumentalist met de lange erelijst binnen de progmetal (en tot voor kort huisproducent van Frontiers Records) was nog niet betrokken bij de composities op het album. Hij lijkt iets andere synthesizerpatches dan zijn voorganger te gebruiken, maar ik vraag me af of dat was opgevallen als we niet hadden geweten dat de toetsen door een vers stel vingers waren ingedrukt.
Het beperkte effect van de personeelswijziging benadrukt ook hoe groot het stempel is dat vocalist Andy Kuntz met zijn zanglijnen en teksten op de totaalsound van Vanden Plas drukt. Zijn ietwat nasale stemgeluid en lange uithalen zijn misschien niet ieders kop thee, maar het is indrukwekkend hoeveel kracht en bereik hij als zestigplusser nog steeds bezit. Hij klinkt niet fundamenteel anders dan op debuut “Colour Temple” uit 1994, en dat kunnen we niet van alle progmetalgiganten uit de jaren negentig zeggen.
Ook qua teksten is Kuntz er weer eens goed voor gaan zitten. “The Empyrean Equation of the Long Lost Things” is geen klassieke rockopera met een verhaallijn, maar het album bevat wel een overkoepelend thema. Het gaat om de grote en kleine dingen die ons ontglippen, en de (ook weer grote en kleine) invloed die dat verlies heeft op ons leven. Het is een interessant concept, dat bij bepaalde tracks strakker uit de verf komt dan bij andere.
Uiteindelijk lijken de veranderingen sinds de vorige platen op papier dus ingrijpender dan ze in de praktijk blijken te zijn. De band brengt op “The Empyrean Equation of the Long Lost Things” nog steeds de typische vorm van melodieuze progmetal die we al een aantal decennia van de heren kennen. Het blijft daarbij knap dat de veelal lange en ambitieuze tracks altijd toegankelijk blijven. Maar liefst vier van de zes tracks klokken boven de acht minuten, maar de luisterverveling slaat nergens toe. En hoewel grote experimenten achterwege blijven, gebeuren er toch hier en daar nieuwe dingen die aardig uitpakken. Zo is de openingstrack instrumentaal, afgezien van een bombastisch refrein ergens halverwege. Het illustreert hoeveel de band ook zonder de dominante vocalen van Kuntz in zijn mars heeft.
Slottrack March Of The Saints eindigt met dezelfde (vocale) melodie die we eerder al hoorden in de titeltrack, waarmee de muzikale cirkel van “The Empyrean Equation of the Long Lost Things” mooi rond is. Het is een trucje dat we natuurlijk vaker gehoord hebben binnen het genre, maar het past daarom ook wel weer bij Vanden Plas. Dit is een band die het verschil tussen “progmetal” en “progressieve metal” glashelder illustreert, maar daarbij wel consistent hoge kwaliteit weet te leveren. “The Empyrean Equation of the Long Lost Things” is weer een fijne plaat geworden, maar ik betwijfel of hiermee een nieuwe schare Plassers bekeerd wordt.