“Plaat van het jaar in 2019 én 2020!”
“Misschien ook van 2022”?
De eerste zin was van oud collega Joost Boley,
De tweede zin komt van ondergetekende.
Boley benaderde de Progwereldredactie in 2020 met de vraag waarom wij geen recensie hadden geplaatst van “Veil Of Imagination”. Die plaat was in 2019 in eigen beheer uitgekomen en in 2020 opnieuw uitgebracht door Century Media. In Boley’s optiek was die plaat de absolute nr 1 van 2019 en door de heruitgave van CM óók die van 2020. Als voormalig lid van de Progwereldredactie kon hij moeilijk accepteren dat we deze band niet hadden meegenomen in onze zendingsdrang.
Deze cd was zeker niet onopgemerkt, maar indertijd door mijn persoontje te zwaar bevonden.
Ten onrechte? Waarschijnlijk wel, maar de plaat maakte niet het enthousiasme bij mij los die Joost Boley wel trof. De overgangen op die plaat waren iets te heftig voor mijn smaak, evenals de vele gitaarmuren. En als je niet aangesproken wordt door de muziek zal je er geen recensie over schrijven wanneer er geen officiële promo op je bureau beland.
Enigszins gereserveerd was ik toen de promo van Century Media dit keer wél in mijn brievenbus verscheen. En om de eerste luisterbeurt van deze cd pakkend te omschrijven zou ik het woord ‘verhalend’ willen gebruiken. Totaal onverwacht boeide de plaat van de eerste tot aan de laatste tweeënzestigste minuut. Waar “Veil Of Imagination” mij nooit volledig overtuigde, doet “Epigone” dat volledig.
Gitarist en zanger Evan Berry is de drijvende kracht achter dit album en hij beschrijft de artistieke strijd van het vinden van een eigen stem en de daarbij horende persoonlijke frustraties en worstelingen van het leven als creatieve kunstenaar. Innerlijke onrust en duisternis, natuurlijke externe factoren (bijna vanzelfsprekend in 2020/21: Covid) hadden het leven van Berry en de band op zijn kop gezet. Het resultaat van alle factoren is dat dit album grotendeels geïsoleerd is geschreven; vooral ook omdat gitarist, componist en orkestarrangeur Wayne Ingram zich thuis voelde in Californië, terwijl de rest van de band zich verzamelde in Syracuse, New York. Dergelijke omstandigheden zijn in deze tijd niet meer uniek, maar met een album zo uitgebreid en complex als dit blijft het geweldige resultaat een opmerkelijke prestatie.
Waarschijnlijk het meest briljante en geniale aspect van dit album is de zorgvuldige opbouw van de plaat. Van ogenschijnlijk easy listening incluis jazzy benadering (waar uitgebreid de tijd voor wordt genomen) wordt de spanning opgebouwd naar gruwelijke en meedogenloze black metal inclusief explosieve grunts. Dat levert beeldende omschrijvingen op: ‘papa wat zing je mooi voor mij als ik ga slapen tot aan ‘papa, je lijkt wel een monster’!
Het grootste verwijt ten opzichte van de vorige plaat zijn wat mij betreft de brute orkestraties en overgangen die rauw op mijn dak vielen. Voor de liefhebber -wees gerust- ook op “Epigone” vindt je exploderende, orkestrale hoogtepunten en gedoseerde bombast. Alleen worden ze nu minder vaak toegepast en… smaakvoller. Wilderun speelt met de luisteraar als een ware muziek-illusionist, een song als Woolgatherer kent veel plaagstootjes zonder dat de verwachte deathmetal oprisping komt. Ook al wacht je voortdurend op dat moment. De explosies en geluidsmuren zijn minder fel dan voorheen, maar gaan daarentegen vergezeld van enorme schoonheid. De song Passenger is daar een voorbeeld van, de climax van symfonisch bombast en onvervalst grunts gaan vergezeld van vrouwelijke zang en een geweldige gitaarsolo, hetgeen de climax in perspectief zet. Daar zit dan ook het grote verschil met “Veil Of Imagination”, in vergelijk is deze cd minder afwisselend, wat gematigder bruut.
Onvermijdelijk ook in deze recensie is de vergelijking met Opeth. Op veel fronten is het bijna beangstigend hoe deze twee bands gelieerd aan elkaar zijn. Qua stemgeluid van de zangers, Even Berry van Wilderun en Mikael Åkerfeldt van Opeth, maar ook de benadering van de muziek en de composities in het algemeen. Soms teer en fragiel, soms vol bruutheid en bombast. Het gitaarwerk doet mij vaak ook denken aan de Zweedse band, gedeeltelijk door de riffs maar vaak ook door de solo’s. De liefhebbers van Porcupine Tree kunnen eveneens hun hart ophalen getuige het gitaarwerk in Distraction II.
Het vocale gedeelte van dit album is uitdagend, creatief en kunstzinnig. Als gids fungeert Berry met zijn sympathieke en bijna zalvende stem gidst hij je het hele album door. Even als op de vorige plaat zijn het ook hier de koortjes en samenzang die voor de kers op de taart zorgen, net als de grunts en vrouwelijke achtergrondzang. Alles bij elkaar genomen wordt er een gevarieerd aanbod voorgeschoteld.
Wilderun zet geen specifiek ongeoefend, contemporain concept neer met dit album. We kennen het van de bands verleden en natuurlijk van andere bands, maar de cd klinkt uiterst gedoseerd en doordacht. Aan dit nieuwe album van Wilderun is veel tijd en aandacht besteed. Het is absurd vroeg in het jaar te roepen dat dit hoog in de eindejaarlijstjes belandt, maar ik zou het niet serieus behandelen als ik het niet benoem.
We spreken elkaar over twaalf maanden opnieuw.