Ik heb op deze pagina’s al eens eerder mijn liefde voor de Engelse band Yes verkondigd. Het virus sloeg al in 1973 toe, toen ik als middelbare scholier in het bezit kwam van de driedubbelaar “Yessongs”. Letterlijk grijs gedraaid heb ik hem, ik nam het krasje tijdens het akoestische Mood For A Day voor lief. Tijdens latere versies van dat nummer ging ik dat krasje zelfs missen, werkelijk waar. Het eerste echt grote optreden zag ik tijdens de “Going For The One” tournee in 1977. In een volgepakt Ahoy op een koude novembernacht voltrok zich waarlijke magie. Ik had er een paar uur blauwbekken voor over gehad, in de rij voor kaartjes voor het kantoor van Het Vaderland aan de Parkstraat in Den Haag. Welnu, de rest is historie. Bijna vijftig jaar na die gedenkwaardige kennismaking met de band komt dan eindelijk het langverwachte nieuwe studio-album uit.
En ik kan jullie zeggen, ik heb er met gemengde gevoelens op gewacht, meer dan ooit. Want laten we wel wezen, het laatste album van Howe cs. blonk nou niet bepaald uit door brille. Sterker nog, als groot adept, die ooit blindelings het laatste werk van de legendarische Britten aanschafte, kon ik “Heaven And Earth” met gemak onder het ‘slechtste ooit’ scharen. Toen ik enkele jaren terug de gelegenheid kreeg om Steve Howe te interviewen kon ik het niet nalaten hem ernaar te vragen. Hij mompelde iets cryptisch in de geest van “bij Yes leren we iets en vergeten we weer even snel”. Waaruit ik kon afleiden dat hij er zelf ook niet al te blij mee was.
Ik blijk sowieso behoorlijk kritisch te zijn als het om mijn favoriete bandje gaat: ik ben uiterst streng geweest op de kledingkeuze en podiumgedrag van wijlen Chris Squire; een legging op hoge leeftijd, dat moet je gewoon niet meer doen. Ik was niet te spreken over het optreden van ‘Grumpy’ Steve Howe die, als gevolg van technische problemen, tijdens een optreden in Utrecht zich van zijn slechtste kant liet zien. Daarnaast vond ik Alan White een zielige oude man geworden en ben ik absoluut geen fan van het over-geproduceerde werk (die afschuwelijke autotune!) van Billy Sherwood. Breek me de bek niet open als het gaat om de capaciteiten van Geoffrey Downes. En ik heb ongenadig uitgehaald als er weer eens een Yes-afsplitsing nieuw werk het levenslicht liet zien (Arc Of Life). Nee, ik ben bepaald niet lief voor de heren geweest, ondanks mijn onverwoestbare liefde voor de band en zijn muziek als geheel. Blijkbaar gaat het adagium ‘was sich liebt das quält sich’ vrij vertaald ‘wat van elkaar houdt, doet elkaar pijn’ ofwel de ruzie tussen geliefden, ook voor mij op in relatie tot mijn idolen.
Het is net als supporter zijn van Feyenoord, dat ben je ook niet voor je lol (vrij naar Gerard Cox). Je weet dat je teleurgesteld gaat worden, terwijl je blijft hopen op een kampioenschap, wat maar eens in de tig jaren voorbij komt. Maar je liefde voor de club blijft onvoorwaardelijk.
Het oordeel over het nieuwe album kunnen jullie lezen op de site, het volstaat hier om te zeggen dat ik niet ontevreden ben. Gelukkig maar, want de kans op een vervolg wordt met de dag kleiner. Hopelijk laat de band tijdens de geplande optredens in Utrecht en Leuven volgend jaar zich nog eens live van zijn beste kant zien. Ik zal er weer bij zijn, logischerwijs, zoals ik tussen 1977 en heden nog nooit een optreden in Nederland van de levende legendes heb moeten/hoeven missen. Het blijft toch je cluppie.