Drie jaar na het machtige opus “English Electric” is Big Big Train terug met “Folklore”. Als er dit jaar een nóg mooier album uitkomt, eet ik mijn hoed op. (Nou ja, eerst één kopen, natuurlijk) Want vrienden, wat is dit een belachelijk goed album!
Big Big Train is zó Brits, dat er geen Nederlands woord is om dat exact te beschrijven. ‘Quintessentially British’, zoals Genesis dat vroeger ook was, of Jethro Tull. Dat was altijd al zo, met typisch Britse onderwerpen en verwijzingen, maar met “Folklore” doen schrijvers David Longdon en Greg Spawton er nog een schepje boven op. De titel verraadt de ambitie: het vertellen van (nieuwe) verhalen, verhalen die deels zijn ingebed in de geschiedenis van Groot Brittannië. Een verhaal over een eeuwenoude boom aan de oever van de Thames, een verhaal over een Middeleeuwse reus, een verhaal geïnspireerd op de Britse tv-astronoom Patrick Moore, een verhaal over een Britse oorlogsheldin, een verhaal over een Britse autocoureur, een verhaal over een bijenhouder.
Ergens in het boekje met al dat schitterende artwork vind je een tekening van de band als ‘Travellers’, reizende muzikanten in een landschap met groene heuvels, zwarte kraaien en the Uffington White Horse, die je ooit kent van die beroemde hoes van “English Settlement” van XTC, Dave Gregory’s oude band. Britser kan het niet.
En al die prachtige verhalen worden verteld aan de hand van het rijkste progressieve geluid dat ik in tijden gehoord heb. Natuurlijk is Big Big Tree schatplichtig aan de groten in de prog, dus hoor je Peter Gabriel, Marillion en Yes, maar bovenal hoor je het letterlijk grootse geluid van een band die nog steeds uitdijt. Behalve de acht mensen van de band toerde de groep vorig jaar al met vijf blazers en nu is er ook nog een strijkerstrio. Vijftien mensen kunnen een enorme muur van geluid maken, maar de plaat is zo gearrangeerd dat je nog steeds elk geluid kunt herleiden. Dat is reuze knap gedaan.
Ik word persoonlijk steeds helemaal week van die schitterende blazersarrangementen, die zo’n beetje benaderen wat Gé Reinders bedoelt met ‘bloasmeziek’, maar als je daar dan ook nog een prachtig strijkersarrangement overheen speelt, zoals in The Transit Of Venus Across The Sun, kun je me wegdragen. Melancholisch of juist vrolijk en opzwepend, steeds zijn de arrangementen precÃes goed. Het helpt ook dat dit geweldige muzikanten zijn, van zanger Longdon tot toetsenist Manners.
Gelukkig zitten er tussen de violen, toeters en mandolines ook nog genoeg stevige rockelementen, zoals lekkere toetsen- en gitaarsolo’s en natuurlijk het briljante spel van drummer D’Virgilio, waarmee de band nostalgisch kan klinken zoals de Britse progbands uit de jaren ’70 en toch een modern geluid houdt.
Het knapste vind ik, dat Big Big Train in nummers van soms bijna dertien minuten alle kanten op kan schieten en toch liedjes met een kop en een staart aflevert. Het blijven toegankelijke nummers, het wordt nergens een pot nat. Zoals je bij Kate Bush, nog zo’n Brits icoon, elk individueel nummer meteen herkent, niet alleen als een stuk van haar, maar ook als dát nummer van díe plaat, werkt dat bij Big Big Train ook. En als je naar Winkie luistert, een epos over een duif, herkent de Kate Bush fan nog wel meer.
Een hoogtepunt dus, niet alleen in het oeuvre van Big Big Train, maar in het hele genre. Ik zou met gemak nog tien vellen kunnen volpennen vol loftuitingen over deze plaat en die zou je ook allemaal kunnen lezen, maar dan zouden we enorm onze tijd verdoen, tijd die we ook kunnen besteden aan het draaien, nog eens draaien en weer draaien van dit absolute meesterwerk. Dus hou op met lezen, dan kan ik ook terug naar mijn cd-speler! Ksst! Ik moet “Folklore” draaien! En ik raad je aan hetzelfde te doen.
Erik Groeneweg