Collega Markwin Meeuws gaf in zijn recensie van de Steven Wilson remix van de voorganger van “Waterloo Lily”, “In The Land Of Grey And Pink” een mooie omschrijving van wat Canterbury eigenlijk inhoudt. Kort door de bocht kunnen we stellen dat de volgende eigenschappen samenkomen in deze muziekstijl : poppy, jazzy, proggy, humoresk.
Die vier eigenschappen komen we op “Waterloo Lily” ook tegen. Daarbij moeten we wel aantekenen dat het bandgeluid behoorlijk is veranderd door de komst van Steve Miller, die David Sinclair op toetsen vervangt. Door zijn inbreng beweegt de band meer in een jazzy richting. Dat werd destijds (1972) overigens niet door iedereen gewaardeerd.
Poppy songs als Waterloo Lily, Songs And Signs, Aristocracy en The World Is Yours hebben alle hun eigen sfeertje. Het titelnummer is lekker rock-georiënteerd met een sterke rol voor de gitaar. In het middendeel horen we veel muzikale kenmerken van wat het Nederlandse Alquin niet veel later aan het vinyl zou toevertrouwen.
Songs And Signs is zeer soft, jazzy en ietwat saai, duidelijk een compositie van Miller. Aristocracy daarentegen is pure pop, zeer catchy in een hoog tempo met een lekkere zanglijn en op het eind nog een citaat uit You Can’t Always Get What You Want van de Stones op gitaar.
The World Is Yours is in mijn bescheiden oren de mooiste popsong die Caravan ooit heeft gemaakt. Prachtige melodie met een heerlijke akkoordenreeks en die geniale maatwisseling in het refrein.
De Suite Nothing At All doet zijn titel erg veel eer aan. Het eerste deel is een opeenvolging van improvisaties door gitaar, piano en saxofoon op een zich repeterende ritmesectie. Het mist eigenlijk elke richting en vooral de saxofoon-improvisatie doet in tenenkrommend opzicht uitstekend zijn werk. Het rustige middendeel, It’s Coming Soon, maakt zijn titel in zijn geheel niet waar, wat waarschijnlijk ook wel weer de grap zal zijn.
De andere Suite, The Love In Your Eye, klinkt vooral in het begin erg symfonisch. Colin Fretcher maakte destijds een prachtig orkestraal arrangement voor het eerste en tweede deel met strijkers, hobo en trompet. Jimmy Hastings speelt in het tweede uptempo deel een weergaloze fluitsolo. In het derde deel volgen weer fraaie solo’s voor gitaar (Pye Hastings) en Fender Rhodes (Steve Miller). Het muzikale decor is nu echter minder jazzy dan in Nothing At All. Na het rustige Débouchement komt deze suite in Tilbury Kecks lekker rockend aan zijn einde.
Van de bonus-tracks op de heruitgave van 2001 zijn de eerste twee akoestische niemendalletjes van Pye Hastings en is Looking Left, Looking Right best een aardige leftover in de Caravan-traditie die niet zou hebben misstaan op het originele album.
“Waterloo Lily” krijgt door de komst van Steve Miller een overkill aan jazzinvloeden mee. Wanneer je die echter wegdenkt blijft er nog een zeer genietbaar album over. De band is goed op dreef en het valt mij op dat de baspartijen van Richard Sinclair voor die tijd al erg volwassen klinken. Zijn vertrek na dit album zou dan ook een gevoelig verlies voor de band blijken.