Een nieuw album van Days Between Stations staat doorgaans garant voor een verrassing. De verrassing van dit vierde album zit hem in de subtitel, ‘Music For Film’, en de plaat is duidelijk anders dan het voorgaande werk.
In mijn recensie van het instrumentale album “Days Between Stations” uit 2008 vergeleek ik het duo Oscar Fuentes Bills en Sepand Samzadeh met de surrealistische schilders René Margrite en Salvador Dali. De mannen bleken namelijk buitengewoon in staat beeldende muziek te componeren als ware het schilderijen.
Op “In Extremis” uit 2013, dat als thema ‘de dood’ had, voegden de heren vocalen aan hun muziek toe door verschillende mannelijke zangers. Op het derde, door ons niet besproken album “Giants” (2020), deed men er vocaal nog een schepje bovenop met de introductie van zangeres Durga McBroom. Het voorliggende (mini)album kent een compleet andere aanpak. Fuentes Bills en Samzadeh diepen het cinematografische aspect, dat op al hun albums aanwezig is, verder uit in negen nogal fragmentarische composities. Van deze negen is er een vocaal, waarover verderop meer.
Alle nummers op dit album waren oorspronkelijk bedoeld voor een documentaire over kunstenaar/fotograaf Jean-Paul Bourdier. Toen deze documentaire bijna klaar was, kreeg Days Between Stations de kans om hun muziek uit te brengen als een echt album. Ondanks dat het album nagenoeg instrumentaal is komen de thema’s wedergeboorte, de extreme dood van de woestijn en onze harmonie met de natuur aan de orde. Deze onderwerpen zijn door Fuentes Bills en Samzadeh omgezet in beeldende muziek, want daar zijn de heren sterk in. Maar voor een goed album is meer nodig dan een negental doorgaans korte en sterk uiteenlopende composities.
De korte opener Waltz For The Dead valt nog te bestempelen als een ouverture, al heeft het meer weg van een kermisdeuntje of muziek voor een nieuwe attractie in De Efteling. De Aziatische invloeden op Proof Of Life laten je belanden in een Tibetaans monnikenklooster of Japans samoeraikamp. Het geprogrammeerde drumwerk verandert daar weinig aan. In weer een andere sfeer gaat het verder met licht orkestrale muziek en piano in het eveneens korte Seeds. Weet je niet beter en sluit je de ogen, dan trekt de natuur van pakweg de Oostvaardersplassen aan de binnenkant van je ogen voorbij. Maar in dit geval weten we wél beter, zo laat onderstaande video zien, die is geïnspireerd op het werk van Jean-Paul Bourdier.
Dat Fuentes Bills een begenadigd toetsenman en pianist is, laat hij horen op de romantisch aandoende nummers Unearth en Ascend. Ik memoreerde het al, drums en overige ritmiek zijn geprogrammeerd en doen naar mijn mening afbreuk aan het geheel. Stone Faces is daar een voorbeeld van. Het neigt even naar de muziek zoals we die van de groep gewend zijn, maar de kunstmatige ritmiek en het abrupte eind doen meer kwaad dan goed. Een nummer wat mijn toets der kritiek wel doorstaat is Paradigm Lost. De ruim zes minuten passen naadloos bij een natuurfilm van de BBC, met commentaar van David Attenborough. De geprogrammeerde drums storen hier minder door enerzijds de ambiente sfeer en anderzijds de fraaie gitaarsolo van Samzadeh, die voor scherpte en contrast zorgt. Dat het pianospel een hoog Richard Clayderman-gehalte heeft, zie ik door de vingers.
Het album sluit af met Being, het enige nummer met zang van Durga McBroom. De negen minuten zijn een hele zit en missen de brille die ik van Days Between Stations gewend ben. Ik raak enigszins opgewonden van de mooie gitaarsolo, waarna het nummer en het album jammerlijk uitdoven.
Voor diegenen die niet bekend zijn met de muziek van Days Between Stations is een waarschuwing hier op zijn plaats. Dit is geen album om in te stappen en niet vergelijkbaar met de drie eerdere albums. “Perpetual Motion Machines (Music For Film)” moet gezien worden als een hommage aan Jean-Paul Bourdier en is (naar ik hoop) een eenmalige experimentele exercitie.