Toch opmerkelijk dat Devin Townsend er op de cover van de heruitgave van “Infinity” als vijftiger aanzienlijk beter uitziet dan op de oorspronkelijke cover uit 1998. Daar lijkt hij het zelf overigens mee eens te zijn, gezien de triomfantelijke grijns op zijn smoelwerk. De heruitgave, en daarmee een nieuwe fotosessie van een wederom poedelnaakte Devin, vindt plaats ter ere van het 25-jarig jubileum van het album. Het is wellicht “hineininterpretieren”, maar beide foto’s lijken te reflecteren hoe Townsend eraan toe was op de momenten dat ze genomen zijn. Het Canadese multitalent schijnt in 2023 aardig in het reine te zijn met de wereld en zijn plek daarin. Hoe anders was dat in de periode dat “Infinity” oorspronkelijk verscheen.
Het album is opgenomen in een periode nadat Townsend in een psychiatrische inrichting verbleef, als bipolair werd gediagnosticeerd, en vervolgens aan het experimenteren sloeg met psychedelische substanties. Niet de meest stabiele tijd om kunst te creëren, en de tag “zware kost” verwijst bij dit album dan ook zowel naar de muziek als naar de omstandigheden waaronder die tot stand kwam. “Infinity” is druk, overambitieus, vol bewust gecreëerde chaos, en daarmee een vermoeiende zit. Tracks als Ants en War communiceren pure desorganisatie. Als Townsend aan het einde van War in een moment van zelfreflectie “just stop the noise for once!” uitroept, kan je dat als luisteraar alleen maar beamen.
Tegelijkertijd hoor je op “Infinity” onmiskenbaar de kiem van briljante zaken die op latere albums nog strakker en volwassener uitgekristalliseerd werden. De toegankelijke melodie in Christeen klinkt als iets wat op “Addicted” (2009) had kunnen staan. Soul Driven Cadillac, met zijn loodzware groove, loopt vooruit op “Terria” (2001). De aanstekelijke swing (inclusief blazers!) van Bad Devil toont Townsend’s talent om andere muziekstijlen met metal te versmelten tot iets nieuws en fascinerends.
Ook de bekende Townsend-geluidsmuur met meerdere lagen instrumenten en vocalen is al goed hoorbaar. Townsend heeft zelf aangegeven dat “Infinity” een van de belangrijkste albums uit zijn carrière was. Die opmerking valt goed te volgen. Het album laat meer dan de voorgaande Strapping Young Lad-albums of “Ocean Machine: Biomech” (1997) de oorsprong van het typische Devin Townsend-geluid vol muzikale bombast horen. Zonder “Infinity” geen meesterwerk als “Terria”. Alleen dat al maakt dit een uniek en belangrijk kunstwerk.
De plaat is voor deze heruitgave geremasterd, maar ik vind het op basis van de digitale promo moeilijk in te schatten wat de invloed daarvan op het geluid is. Dat lijkt al met al net iets zwaarder, voller en minder schel dan het origineel. Het verschil is echter niet substantieel, wat met terugwerkende kracht een compliment is voor de oorspronkelijke versie. Geen licht karwei om deze muzikale chaos geluidstechnisch in balans te brengen, maar dat is zowel in 1998 als in 2023 wonderwel gelukt.
De bonustracks op de tweede cd zijn niet geheel nieuw. De eerste vier nummers zijn demo’s die destijds niet op tijd klaar waren voor het album. Ze klinken beter dan je op basis van de term “demo” zou verwachten, maar zijn al eerder uitgebracht op de “Christeen (Plus Four Demos)” ep (1998). De overige tracks, waaronder akoestische liveversies van twee “Ocean Machine”-nummers, stonden als bonustracks al op de Inside Out-release van “Infinity”. Als je het album al in de platenkast hebt staan in een eerdere versie, betwijfel ik daarom of deze heruitgave een nieuwe investering rechtvaardigt. En als je nog helemaal niet bekend bent met het oeuvre van Devin Townsend, is dit wellicht niet het beste startpunt. “Infinity” vergt wel heel veel van de luisteraar. Albums als “Terria” (2001), “Epicloud” (2012) of “Empath” (2019) zijn dan meer geschikte instappers.
Als je echter al ingestroomd bent in de bizarre wereld van Hevy Devy, maar nog niet bekend was met “Infinity”, is het absoluut de moeite waard om je tanden in deze versie van het album te zetten. Het is geen hapklaar brok, maar er is veel bijzonders te ontdekken. Recente albums van meneer Townsend zijn wellicht “objectief beter” (voor zover zoiets bestaat), maar inmiddels ook wel “meer van hetzelfde”. Dan is dit ruwe brokje genialiteit en waanzin toch aanzienlijk interessanter.
De ontstaansgeschiedenis van “Infinity” maakt voor mij een essentieel onderdeel uit van de muziek. Aan wie ook belang hecht aan die materie raad ik de aflevering over “Infinity” van Townsend’s eigen podcast aan, waarin hij de 1998-versie van zichzelf bepaald niet spaart. Interessante achtergrondverhalen (vingers omhoog wie wist dat Christeen is geïnspireerd door musical “The Phantom Of The Opera”), al is ook hier de term “zware kost” zeker van toepassing.