Een bezig baasje, dat kun je Eddie Mulder wel noemen. Hij is actief in de bands Leap Day, Flamborough Head, Trion en voorheen ook in Pink Floyd Project. Daarnaast maakt deze gitarist, die ook de basgitaar naar behoren kan bespelen, sinds een aantal jaren solowerk. Vanaf 2015 brengt hij met de regelmaat van de klok, namelijk een keer per jaar, een solo-cd uit met gitaarwerk. Het nu verschenen “Signature” is dus al de achtste in deze reeks.
Zijn muzikale roots liggen in de jaren ’70 en in die tijd was hij fan van onder andere Pink Floyd, Yes, Genesis, Gong, Steve Hillage en Gentle Giant. Het is dan ook niet vreemd dat op “Signature” een zwoele jaren ’70 bries waait. De gitaar van Mulder staat uiteraard centraal, maar er is opvallend veel ruimte voor het toetsenwerk. Dat blijkt meteen al bij het titelnummer, dat redelijk stevig van start gaat, hetgeen overigens zeker niet maatgevend is voor het hele album. Gert van Engelenburg, Henk Stel (beiden Leap Day) en Rafal Paluszek (Osada Vida) zorgen op toetsen voor symfonische weelde, waar Mulder vaardig omheen soleert. Zijn spel doet hier en daar aan dat van Steve Howe van Yes denken. Een prachtige start, het eerste hoogtepunt, waarbij we ook de inbreng van bassist Colin Bass (Camel) niet mogen vergeten.
Sprak collega Jos Driessen zijn lichte teleurstelling uit over het hoge akoestische gehalte op “Victory”, op “Signature” is de balans tussen akoestisch en elektrisch gitaarspel helemaal in orde. Stevig wordt het nooit en de klanken van Mulder en zijn vrienden stralen vooral rust uit, maar ingeplugd soleren doet deze rasgitarist volop.
Tot rust komt Mulder voor de eerste keer in Seahaven, dat hij tokkelend inzet met sfeervolle ondersteuning op toetsen, waaronder xylofoon. De elektrische gitaarsolo die de rest van het nummer domineert is fraai en meeslepend. Een van de weinige échte akoestische gitaarstukken heet Winter Solstice, een nummer om nog eens een paar extra blokken hout bij in de kachel te gooien. Zo heeft elk nummer zijn eigen, vaak intieme, sfeer, die Mulder knap weet op de roepen met zijn veelzijdige spel en zorgvuldig in elkaar gestoken composities. Henk Stel heeft ook een groot aandeel in het schrijfwerk en hij verzorgt de programmering. Zo heeft Empty Woods iets onheilspellends, zeker na een start met mysterieuze geluiden (krakende touwen in het want, en dat in een leeg bos?), terwijl Old Places weer opvallend luchtig van toonzetting is. Een start met weer de xylofoon verlengt deze luchtigheid in Gravity, maar een scherpe gitaarsolo maakt hier abrupt een eind aan, al komt dit nummer ook weer tot rust door heel ontspannen spel van Mulder.
Ton Scherpenzeel (Kayak) verzorgt als vierde toetsenist het zweverige toetsenspel op Late At Night ’22, waarbij we ons weer gevoeglijk in onze rookstoel naast de open haard kunnen nestelen. Hij doet dat nog eens dunnetjes over op Summer’s End, waarin hij met pianospel en hele subtiele, maar o zo mooie orkestraties het fundament legt waarop Mulder weer akoestisch van zich doet spreken. Het tweede hoogtepunt van de plaat is het op een na langste nummer Moods. Dit is fraai en erg symfonisch, met ronduit weelderig toetsenspel uit de klassieke school. We horen Camel een beetje doorschemeren. Heerlijke fluittonen en een synth-solo om van te smullen leiden de slotsolo van Mulder in en die is ijzig, jammer dat de fade-out (te vroeg) genadeloos toeslaat. Op enkele andere nummers is dit overigens ook het geval.
En zo soleert en tokkelt Eddie Mulder ontspannen en vakkundig naar het eind van de in totaal 13 nummers, stuk voor stuk aantrekkelijke sfeerplaatjes. Het stel uitstekende muzikanten dat hem begeleidt maakt dat “Signature” veel meer is dan de zoveelste gitaarplaat van een gitarist. Het speelplezier spat van het schijfje af, dat weer een mooie toevoeging is aan zijn toch al indrukwekkende oeuvre.