Het Noorse gezelschap Fatal Fusion kwam er in de recensie van Maarten Goossensen van de tweede schijf “The Ancient Tale” niet zo goed vanaf: te lang uitgerekte en geknutselde nummers. Nummer vier ligt bij mij in de speler, deze kreeg de titel “Dissonant Minds” mee. We hopen dat er van groei sprake is, zeven jaar en twee cd’s later.
Het is duidelijk dat zij uit oude vaatjes tappen. De Noren verheerlijken de jaren ’60 en ’70 met hun muziek en onderstrepen dit door het gebruik van vintage synthesizers en de Hammond. Aan invloeden geen gebrek: Deep Purple, Marillion, Genesis, Camel, Led Zeppelin, King Crimson, Yes, Pink Floyd en Rush. Toe maar.
We kunnen op basis van deze influencers dus symfonische rock verwachten, met een stevige bite en hier en daar een tegendraads ritme. En dat blijkt ook te kloppen. Twee epics van rond het kwartier vormen de boekensteunen voor twee kortere nummers. Coming Forth By Day is zo’n lang nummer. Binnen een paar minuten zitten we al een de herhaalmodus, waaraan Maarten zich ook zo ergerde. Erlend Engbretsen gooit er een paar toetsensolo’s tegenaan, die lekker in het gehoor liggen, maar een hoog dat-heb-ik-al-te-vaak-gehoord-gehalte hebben. Dit nummer redt het door de afwisseling die te horen is. Een akoestisch gitaarintermezzo, een fijne solo op de elektrische snaren, orgelpartijen, en uiteenlopend synthesizerwerk die opduiken zijn voldoende om het monotone ritme te doorbreken. Maar een kwartier is wel lang…
Quo Vadimus is compacter en dat bevalt eigenlijk beter. De bassist beleeft zijn finest hour, omdat hij even op de voorgrond mag treden. Zanger Knut Erik Grøntvedt laat de rasp op zijn stem nog eens extra horen en een dwarsfluit zorgt voor een aangename afwisseling. De gitaarsolo mag er ook zijn en het slot is een beetje jazzy, zeker als de toetsenman lijkt te improviseren op zijn Hammond.
Benearth The Skydome begint met gevoelige orkestratie, de gitaarlikjes die erbij komen gaan ook nog wel, maar dan verzandt het nummer toch weer in die langdradigheid en zit je tevergeefs op een mooie climax te wachten. De Mellotronklanken kunnen het nummer niet redden.
Voor de afsluiter kunnen we ook wel even gaan zitten. Het plichtmatige spel van drummer en bassist gaat nu echt vervelen. Met de zeer monotone en best stevige gitaarriffs vullen zij veel te veel loze ruimte in de muziek. De eerste negen minuten (!) gebeurt er hoegenaamd niets en die hadden ze beter weg kunnen laten. Een gitaarsolo van Stig Selnes met Mellotronklankbegeleiding vormt de opmaat tot de mooiste passage van de cd. Piano en rustige zang leiden een explosie aan symfonische weelde in, waarin het gitaarspel en de klassieke toetsen over elkaar heen buitelen.
Helaas is dit niet genoeg om de cd te redden. Compositorisch is er nog een wereld te winnen voor deze Scandinaviërs, maar de vraag is of dit na vier cd’s nog wel gaat lukken. Je kunt genieten van lekkere stukjes symfo, maar daarbij moet je je wel door tamelijk plichtmatig aandoende monotone lange stukken heen. Die hebben helaas teveel de overhand. En hettoetsenwerk en het gitaarspel spreken net onvoldoende tot de verbeelding, leunen iets te veel op wat we al zo goed kennen, om de balans naar de goede kant te doen doorslaan.