Frost*-voorman Jem Godfrey vindt dat ieder zichzelf respecterende band een keer een dubbelalbum moet uitbrengen. Dat doet de band nu met “Life in the Wires”. Godfrey is de grote man van dit Britse gezelschap, die ook alle muziek schrijft. “Life In The Wires” is een conceptalbum en draait om een hoofdpersonage, Naio, een kind in een moderne AI-wereld, die de stem van een oude DJ ontdekt op een oude AM-radio die zijn moeder hem heeft gegeven. Hierdoor komt hij op het pad van verlichting terecht. Hij vindt troost in oude radiofragmenten.
Volgens Godfrey begint deze cd waar de vorige, “Day and Age”, ophield. Hierop speelde de band geen solo’s, maar hanteerden ze slimme arrangementen. Daar stappen ze nu weer vanaf. Ik wrijf me alvast in de handen voor de solo’s die me te wachten staan. Verder is “Life in the Wires” een knipoog naar het bewierookte “Milliontown”. De nieuwe schijf klinkt veel krachtiger en intenser dan de vorige, en dat zit ‘m niet alleen in de solo’s. De popinvloeden waarover collega Wouter Bessels bij “Day and Age” repte, zijn voor een belangrijk deel verdwenen.
De energie druipt er vanaf, door het vaak hoge tempo, de complexe structuur en het stuwende werk van de ritmesectie. Je kunt topper Graig Blundell wel om een drumboodschap sturen. Godfrey is all over the place met zijn (soms gelaagde) zang en toetsenwerk. Hij strooit met heerlijke solo’s en gunt de luisteraar gelukkig ook wat rust met ingetogen pianostukken. Prachtig klinkt This House Of Winter, met nostalgisch aandoend pianospel en een zalige vlammende gitaarsolo van John Mitchell, een van de weinige, helaas. Onbegrijpelijk dat je het talent van zo’n kanjer zo spaarzaam gebruikt. Het instrumentale slot doet aan Marillion denken. Die band komt vaker in gedachten.
Dreiging en soundscapes gaan regelmatig hand in hand, zoals in Evaporator. De zang is hier minder gepolijst en komt in de buurt van Spock’s Beard, ten tijde van (het door mij verfoeide) album “Snow”. De intensiteit is weer hoog. Strange World ontaardt van een rustig popliedje in een stuk met hypnotiserende toetsen. De contrasten zijn groot, binnen de nummers, maar ook tussen de nummers. Alle hens aan dek op Idiot Box, met straffe riffs en een beukend ritme gaat dit richting metal. Absent Friends is hierop aansluitend een lieflijke ballad met piano en zang van Godfrey, met wat viooltjes.
Topstuk is zonder twijfel Life in the Wires, part 2. Het gaat weer van heel druk naar zeer ingetogen, zoals het een epic van een kwartier betaamt. De solo’s vliegen je om de oren. Een lekker stukje orgel, gelukkig ook weer Mitchell die zijn spaarzame momenten mag pakken. Godfrey gaat helemaal los op z’n klavieren, dit wil ik hem wel eens live zien doen. En passant brengt hij ook nog een korte ode aan Genesis. De band overtreft zichzelf hier bijna. Prachtig!
Het is even bijkomen geblazen na zoveel power, intensiteit, into your face gespeelde muziek, waar de kwaliteit van afdruipt. “Life in the Wires” is een van die platen die blijft groeien, mooi is dat. De nummers lopen in elkaar over en de cd is doorspekt met radiofragmenten. Ik vind dit vreselijk, maar het past natuurlijk in het verhaal dat verteld moet worden en ze vormen ook een verbindend element. Dat verklaart ook de lengte. Voor mij hoeft het niet, een dubbelalbum. Tachtig minuten Frost*, hoe fraai ook, is een beetje te veel van het goede.