Ik kan nog altijd behoorlijk lyrisch worden van het titelnummer van “The Gathering Light” van Karnataka (je kunt ook takaKar zeggen…). De toegankelijke symfonische rock met keltische- en folkinvloeden, de mooie vrouwenstem, de uilleann pipes die overal doorheen snijden, de smeuïge gitaarsolo’s, prachtig. We zijn dertien jaar verder en met “Requiem for a Dream” beleef ik min of meer een hernieuwde kennismaking met deze Britten. En deze is niet in alle opzichten geslaagd te noemen.
Oprichter Ian Jones is nog steeds de grote man die alles schrijft, basgitaar en vooral toetsen speelt en de orkestraties verzorgt. De ‘band’ bestaat verder uit zangeres Sertari (wie zegt u?), die sinds 2018 haar opwachting maakt bij optredens en de zoveelste vocaliste van Karnataka is. Zij maakt nu haar cd-debuut achter de microfoon.
Jones heeft de liedjes op “Requiem for a Dream” duidelijk met de zanglijnen van Sertari voor ogen geschreven. Zij heeft vocaal veel tekst te verwerken. Heel veel. En dat doet ze uitstekend. Haar stem doet niet onder voor die van haar voorgangsters. Loepzuiver, prachtig in de hogere sferen, mooie samenzang met zichzelf en koortjes en behept met een klein hikje. Gelukkig niet zo mateloos aanstellerig als die dode zangers van de Cranberries en Sinead O’Connor, maar niettemin een welgemeend advies: op het hoofd gaan staan en twee minuten de adem inhouden.
Veel zangpartijen dus, omgeven door meerdere lagen toetsen en orkestraties van meneer Jones himself. Deze betoetste zangstukken blinken echter nogal eens uit door eenvoud, voorspelbaarheid en saaiheid. Sommige refreinen, vaak eindeloos herhaald, zijn niet om te knagen. Na niet al te lange tijd gaat dit toch een beetje tegenstaan. Een mens veert op als een gitaarsolo het werk van het voortkabbelende duo doorsnijdt. Dat blijkt gastspeler Luke Machin (onder andere The Tangent, Cyan en Maschine) te zijn! Wat een artiest op snaren is dat toch! All Around the World is nog heel goed door te komen. Een stukje van de speech van Gretha Tunberg bij de Verenigde Naties baart enig opzien en maakt duidelijk dat Karnataka het beste met de wereld voor heeft en dit op deze schijf wil uitdragen.
Een aantal nummers heeft een lekker uptempo riedeltje of juist een ingetogen sfeer, maar ze maken weinig indruk. Het gaat bijna plichtmatig klinken als Machin tegen het einde weer even los gaat. Gooide Jones er ook maar eens een lekkere solo tegenaan!
Hoogtepuntje is wel Forgiven met indringende zang en een mooie opbouw via kabbelend pianospel, waarn het tempo en de intensiteit opgevoerd worden. Als Sertari dan ‘sanctus dominus et spiritus requiem’ zo’n beetje Gregoriaans zingt, spreekt mij dat als oud-katholiek natuurlijk erg aan. De furieuze solo’s van Machin zijn magisch, het ingetogen slot met orkestraties is mooi.
Na zeven nummers en bijna een uur muziek, die zoals bekend de nodige verwantschap heeft met Mostly Autumn, is de koek toch wel op, mag je hopen. Maar nee, dan moet het titelnummer nog komen: vijfentwintig minuten schoon aan de haak! Het schijfje moest kennelijk tot het gaatje gevuld. Hier gaan de sluizen wel even goed open. Eindelijk, eindelijk komt good old Troy Donockley (ook Nightwish) de boel vermaken als hij de uilleann pipes en low whistles uit de hoes heeft gehaald. Zalig vind ik dat gekerm. De gitaarsoli van Machin zijn van bijna onmetelijke zaligheid en Jones stapt zowaar ook even uit zijn schaduw van toetsenflauwte. Prachtige passages komen langs, maar dit duurt ook weer veel te lang. De laatste boodschap moet ook weer duizend keer worden gezongen.
Mooie symfonische klanken, toegankelijk ook, de fraaie vrouwenstem, ook gebleven, gitaarwerk helemaal in orde. Genoeg te genieten en helaas genoeg ook niet. Teveel rechttoe rechtaan, bijna middle-of the-road-muziek, te veel ronduit saaie stukken waar je je doorheen moet worstelen, al doet nachtegaaltje Sertari nog zo haar best. Bijna tachtig minuten is ook gekkenwerk. Sloop de helft eruit en je houdt een pracht plaat over: “Requiem for Half a Dream”.