De echte liefhebber van de klassieke Italiaanse prog platen zal hoogstwaarschijnlijk wel bekend zijn met het schitterende “Forse Le Lucciole Non Si Amano Più” van Locanda Della Fate uit 1977. De band maakte 22 jaar na deze parel nog een beduidend minder album, maar dat zijn eigenlijk de enige wapenfeiten van dit orkestje. Eén van de twee toetsenisten van het eerste uur, Michele Conta, komt nu op de proppen met zijn eerste solowerk.
Om maar direct met de deur in huis te vallen: het is Italiaans, het klinkt Italiaans, maar het is nagenoeg niet te vergelijken met het album van zijn voormalige band. Of het moet het prominent aanwezige pianospel van de man zijn. Maar dat is dan ook het enige. Nu had ik op voorhand ook niet de illusie dat dit wel het geval zou zijn, dus van een deceptie is hier allerminst sprake. We krijgen hier een toch tamelijk theatraal aangezette plaat te horen, die niet verrassend door toetsen wordt gedomineerd. Zo goed als geen retro klanken, waardoor de plaat redelijk eigentijds klinkt.
Conta verzorgt het toetsenwerk en de arrangementen en krijgt voor de overige instrumenten hulp van een flink aantal gasten. De meest opvallende en meest bekende naam hierbij is die van Gavin Harrison. Er speelt echter nog een drietal andere drummers mee op dit album en ik moet in alle eerlijkheid toegeven dat ik niet heb kunnen horen op welk(e) nummer(s) Harrison het drumwerk verzorgt. Het moet daarbij ook gezegd worden dat de nummers zich niet echt lenen voor het strakke en dominante spel dat hij normaliter speelt.
De artiest beschrijft de stijl van dit album nog het best. Hij reflecteert hier op de afgelopen veertig tot vijftig jaar waarin hij de gouden dagen van de prog rock heeft zien overgaan in de moderniteit en dringendheid van hedendaagse muziekproducties. Zo is het een gebalanceerd album geworden wat deze contrasten zeker herbergt. Als vergelijkingsmateriaal kun je hier denken aan het solowerk van Martin Orford of een band als Landmarq uit de periode met Tracy Hitchings in de gelederen.
Het enige nummer dat een beetje afwijkt van de rest is de afsluiter Fiori Nascosti. Hier komen toch wat vintage toetsenklanken voorbij die mooi worden afgekleed met een strijkkwartet en wat cello. De plaat kent verder relatief weinig zang, maar dat wordt ook niet echt gemist. Al met al zeker geen onverdienstelijk album, maar het zal ook niet tot grote euforie in de muziekwereld leiden.