Een van de weinige nadelen van recensent zijn is dat je vrij weinig kunt luisteren naar waar je zin in hebt. Er ligt altijd wel een stapeltje albums dat je moet bespreken. Die albums wil je vaker beluisteren om een goed oordeel te kunnen vormen. Het lijstje van cd’s waarin nog wel eens naar teruggrijp is dan ook niet heel groot. Het album “Sand” van Monarch Trail komt echter nog regelmatig voorbij in huize Goossensen. Zalige ongecompliceerde neo-prog die mij altijd weer een goed gevoel geeft. Ik was dan ook blij verrast dat het Canadese trio terug is met de derde telg.
Het leuke van recensent zijn is onder meer dat je de groei (of het gebrek hieraan) van veel bands kunt volgen. En Monarch Trail bevindt zich nog altijd in een positieve groeicurve. Deze derde schijf is zonder twijfel hun beste tot nu toe. Neo-prog liefhebbers en toetsenfans moeten even bij de les blijven.
De spil van dit trio is toetsenist en zanger Ken Baird. De man is een bevlogen toetsenist die op positieve wijze een gigantisch stempel op de muziek drukt. Zijn toetsen zijn er altijd én nemen geen genoegen met een rol op de achtergrond. Hij lijkt alles te kunnen. Zwierige pianoloopjes, duistere en dreigend aanvoelende passages, grootste toetsenmuren en zwevende solo’s waar Clive Nolan jaloers op zou worden, maar altijd passend en smaakvol. Hij weet het geheel zo in te kleuren dat het uitdagend en fris blijft. Zijn vocale vermogen blijft hier wat bij achter. Het is jammer dat zijn eerste noten in opener Wither Down er meteen wat bibberig uitkomen, maar toch vind ik zijn wat geknepen zang wel passend. En wat ook scheelt, de zangpassages zijn veelal kort.
Als je wilt weten wat je zoal kunt verwachten, begin dan met de instrumentale afsluiter All Kinds Of Futures. Hierin heeft de band een knappe samenvatting van de belangrijkste muzikale thema’s gemaakt. Het swingt de pan uit! Het is uiteraard toetsengedomineerd, maar ook de gitaristen doen een heerlijk duit in het zakje. Ik zit te stuiteren onder mijn koptelefoon.
Opener Wither Down laat invloeden van Genesis, Supertramp en Arena horen. Een sterk uptempo stuk dat uitblinkt in pakkende instrumentale stukken en zalige overgangen. Er zitten nogal wat tempowisselingen in, maar die zijn goed uitgewerkt. Het stuwende baswerk is heel gaaf en de drums solide. Echo is uit hetzelfde hout gesneden, waarbij je de toetsen vaak in je buik voelt rommelen. Het lijkt soms wel of Hans Zimmer hier en daar wat advies heeft gegeven over hoe je groots kunt uitpakken. Ken Baird gaat hier helemaal los met watervlugge passages. Wat een held.
Canyon Song heeft een mooie opbouw waarbij aan het begin even gas terug wordt genomen. De gedubbelde zang pakt hier goed uit. Kelly Kereliuk tracteert op een sterke gitaarsolo waarna Ken Baird het stokje weer overneemt. De galmende drums tegen het einde zijn lekker over de top en geven je het gevoel midden in de Grand Canyon te staan. De productie is soms net iets te wollig. Zo gaat Chris Lamont tegen het einde helemaal los op zijn bekkens, maar dat valt behoorlijk weg in het geheel. Een kleine smet. Op het dik een kwartier klokkende Megalopolitana laat het drietal nog maar eens horen waartoe ze in staat zijn. Iedereen komt ruim aan bod en het spelplezier spat er vanaf. Als je dit vergelijkt met hun eerste album “Skye”, dan is de groei ongekend. Voor mij bevat dit album alles wat je verlangt van een goed neo-prog album. Deze komt op het kleine stapeltje ‘grijs draaien’ te liggen.