“Inner Voice” is de vierde lp van de in de jaren ’70 vermaarde Noorse formatie Ruphus. In 2019 en 2020 verscheen van alle zes albums een re-master, uitgevoerd door Jacob Holm-Lupo (White Willow).
Sinds hun debuut “New Born Day” uit 1973 speelde de band Ruphus bijna altijd in een andere bezetting. Hun eerste drie lp’s leverden veel succes op, zeker in Duitsland, waar het gezelschap zelfs ging wonen. Hun muziek sloot goed aan op de bekende Duitse muziekstroming Krautrock. Vanuit hun nieuwe thuisbasis verzorgden ze veel optredens op het Europees continent. De productie was in 1977 in handen van de bekende jazzgitarist Terje Rypdal, wat maakte dat het progrockgeluid van de beginjaren werd doorspekt met jazz-/fusion-invloeden.
Met het uitbrengen van “Inner Voice” wijzigde de samenstelling wederom behoorlijk. Met Sylvi Lillegaard werd een nieuwe zangeres in huis gehaald en ruimde Gudny Aspaas het veld en Jan Simonsen nam de plaats van Hakon Graf in achter de klavieren. Dat zou niet leiden tot een behoorlijk ander geluid. Werden op “Let Your Love Shine” al de eerste schreden op het pad van de jazzrock gezet, op “Inner Voice” verkent Ruphus dit pad nog verder. Hoorde collega John van Leijen nog de nodige linken met progbands als Camel en Renaissance op “Let You Love Shine”, die zijn nu met een lantaarntje te zoeken. Wel zijn de zangpartijen, die op de voorganger behoorlijk werden teruggeschroefd, op “Inner Voice” weer helemaal terug.
Het titelnummer heeft een aanstekelijk uptempo funky ritme. Lillegaard laat direct van zich horen door te beginnen met scatten (het zingen van woorden zonder betekenis). Toetsenman Simonsen draagt welkom bij met korte stukjes op synthesizer en pianowerk.
Met Come Into View schakelt de band even terug naar een ontspannen tempo. Scherpe gitaarsolo’s van Kjell Larsen en ontspannen toetsenspel dat in de verte aan Solution doet denken, nodigen Sylvi uit haar eerste echte teksten te zingen.
Het is weer ontspannen fusion wat de klok slaat op No Deal, waar Lillegaard wat meer schreeuwerig van zich laat horen, you love it or you hate it. Simsonsen lijkt te improviseren op zijn Fender Rhodes en de ritmesessie doet de rest om het geheel jazzy te laten klinken.
Je kunt Too Late een ballad noemen, het tempo ligt weer laag. Lillegaard wisselt hemelse, melancholische zang af met een stem die bewerkt lijkt te zijn met schuurpapier. De klanken lijken soms uit haar tenen te komen. Een ontspannen gitaarsolo zorgt ook voor enige opwinding.
Larsen meldt zich weer in de schijnwerpers, want de gitaar maakt overuren op Within The Walls, uitgesponnen groovy solo’s trekken de aandacht naar zich toe. Het slotakkoord zet alle seinen op rust. Op een vliegend tapijtje van subtiel toetsenwerk zweeft de stem van Sylvi door de ruimte in Left Behind. Simonson pakt nog even zijn momentje met een lange synth-solo.
Ruphus lijkt op zoek naar een nieuwe stijl. Ze laten wat meer pop-elementen toe wat de muziek iets toegankelijker maakt. Toch zal “Inner Voice” bij liefhebbers van fusion en lichte jazz meer in de smaak vallen dan bij progfans. Je hoort een band aan het werk die het vak verstaat en een degelijk werkstuk heeft afgeleverd, dat prima te genieten valt, maar waarvan je zeker ook weer niet van je sokken geblazen wordt.