De twintigste studioplaat van Canada’s primaire powertrio heeft vijf jaar op zich laten wachten. Niet dat de heren op hun luie krenten zaten: Rush toerde wel drie keer de wereld over, met alle live-registraties van dien. En dan is er natuurlijk nog de “Sector Box”, met een heruitgave van alle albums, waaronder een paar in surround. Daarnaast waren drie stukken van “Clockwork Angels” al eerder beschikbaar, dus de fanatiekste Rush-volgers hadden genoeg te doen. Toch voelt het als een soort comeback, deze nieuwe plaat, inclusief de hooggespannen verwachtingen.
Net als bij “Snakes And Arrows” stond producer Nick Raskulinecz, ook bekend van Foo Fighters en Marilyn Manson, aan het roer, deze keer met nog meer overwicht dan voorheen. Drummer Peart vertrouwde op zijn producer om de structuur van de stukken in de gaten te houden, zodat hij vrijer kon drummen (op Youtube is een aardig filmpje waarin je ziet hoe de producer de drummer staat te dirigeren!). Dat lijkt een detail, maar je hoort het onmiddellijk in het slagwerk, dat inderdaad losser en zo mogelijk nog drukker klinkt.
Ondertussen is dit ‘business as usual’ voor de heren, met alle zetstukken die we al jaren kennen. Hoge energie, intense zang die de gitaarakkoorden volgt, veel duw in de gitaarpartijen, een bas die zijn eigen weg volgt, teksten vol literaire verwijzingen en lange woorden, wat likken synthesizer en sampletjes hier en daar. Er is een orkest en er speelt nog iemand piano, maar verder is Rush een wereldje in zichzelf, geheel zelf voorziend, vooral uit verwijzend naar (en in Caravan citerend uit) eigen werk.
In die zin is ”Clockwork Angels” meer van hetzelfde. Rock met een hoofdletter, maar verrassen doet Rush me niet. Ik weet niet eens of ik daar op gerekend had en toch ben ik een beetje teleurgesteld. De plaat is wat rechter dan “Snakes And Arrows”, want meer ‘gewone’ rock en minder avontuurlijk, zowel in maatsoorten als in composities en arrangementen. Het is nog te vroeg om daar nu al een definitief oordeel over te vellen, maar memorabele klassiekers hoor ik er niet zo tussen, met uitzondering van afsluiter The Garden. Daar is het dan ook meteen raak.
Dat klinkt niet veelbelovend, maar dit is wel Rush, dus steken de heren weer met kop en schouders boven iedereen uit. Wat in eerste instantie een onopvallende plaat als “Presto” lijkt te zijn, wordt per draaibeurt beter. En zoals vaker, de duivel zit in de details. Luister bijvoorbeeld eens naar het bluesy intermezzo in het titelstuk, zo te horen compleet met National gitaar. Of naar de echte strijkers die sommige stukken verfraaien.
Ook opvallend: er zijn minder overdubs. Zo zit er onder een aantal gitaarsolo’s geen slaggitaar meer. Daarmee suggereert de band een direct geluid, alsof de plaat op een achternamiddag tegen de band is gekwakt. Dat is ongetwijfeld de winst van een jonge en enthousiaste producer als Raskulinecz. De intro van The Wreckers doet me zelfs denken aan The Who, al kan ik er niet precies mijn vinger opleggen waarom. Ook eerste single Headlong Flight lijkt bijna live ingespeeld. Dat neemt niet weg dat je oren tuiten als je na een dik uur klaar bent met luisteren. Zo sober is het allemaal niet, deze muziek zit nog steeds helemaal vol en het tempo ligt hoog.
Jammer dus, dat Lee, Lifeson en Peart niet meer stukken hebben geschreven als The Garden, zonder enige twijfel het hoogtepunt van de plaat. Dit is andere koek, hier krijgen de violen de overhand en zingt Lee beter dan ooit. De melodie is prachtig, het tempo gedragen en voor een keer zit de energie wat lager. Er is zelfs een piano, halverwege, en de gitaarsolo is in zijn eenvoud niet van deze wereld. Zó kan het dus ook.
In de visuals die de band op de website en het artwork gebruikt, en ook in sommige teksten, wordt een wereld van stoom, uurwerken en sterrenwichelarij geschetst. Een echt verhaal kan ik er niet uithalen, hoewel Neil Peart wel bezig is met een boek dat op de een of andere manier met de muziek verbonden is. Voor de luisteraar maakt dat allemaal niet uit, die hoort gewoon Rush zijn werk doen, met wat meer pit misschien, in ruil voor wat glans.
Wie er het geld voor over heeft, moet op zoek naar de Classic Rock Fan Pack uitgave, die naast het album ook een poster, sleutelring en vooral een dik tijdschrift bevat.
Erik Groeneweg