Het is medio jaren 90 van de vorige eeuw. De dinosaurussen muziek van Yes Genesis, ELP, Pink Floyd, Gentle Giant, Jethro Tull, Van Der Graag Generator en Camel uit de jaren 70 is terug en hoe! En dat in een tijd met premature digitale technieken en internetverbindingen waarvoor je nog moest inbellen. Waar in Engeland ene Steven Wilson met Porcupine Tree de Psychedelische Pink Floyd nieuw leven inblies was het de Zweed Roine Stolt vermomd als bloemenkoning die Yes en Genesis in ere herstelde. Aan de ander kant van de oceaan was het Spock’s Beard dat aan de leidende hand van Neal Morse meer de technische art rock van Gentle Giant en Kansas speelde. Vergeet voor de rest het hokjes denken want de tijd van flower power was terug en leverde hierna een muzikale kruisbestuiving op die zijn weerga niet kende. Iedereen deed het hierna met iedereen. En dan bedoel ik inspireren, muziek componeren, opnemen, produceren en optreden.
Na redelijk succesvol met diverse muziekstijlen in verschillende bands gespeeld te hebben starten de Morse broers, Neal en Alan in het voorjaar van 1992 het schrijfproces voor hun eerste prog album. In de herfst van ’92 worden daarna de eerste demo’s opgenomen. Drummer Nick d’Virgilio werd op een muzikantenjamavond gepolst en was gelijk om na het horen van die demo’s. Dat gold ook voor Dave Meros die overigens niet de eerste bassist was. De bandnaam is uiteraard ontleed aan Mr.Spock (die met de spitse oren uit Star Trek) en werd als grap gekozen. Na maanden van onderhandelingen met een klein prog label kozen ze ervoor om het album in eigen beheer zelf te maken. In 1994 ging de band de studio in en namen ze hun debuutalbum op. Bij het afronden van de opnames kwam Ryo Okumoto uit Osaka, Japan pas in beeld als extra live-toetsenist. Omdat hij tijdens de eerste repetitie alle uitgeschreven partijen bijna perfect speelde is de rest geschiedenis.
Het album wordt geopend met het bij vlagen briljante titelnummer. Eigenlijk zit voor mij alles in de eerste paar minuten wat Spock’s Beard is, waar het voor staat en waar het naar toe gaat. Uit de demo versie (die als bonus op enkele heruitgaven staat) hoor je de missing link. Het ontbreken van de venijnige gitaarpartijen van Alan Morse was het laatste stukje puzzel wat nog nodig was om het geheel in elkaar te laten vallen. Het is het enige nummer waar hij een stukje (part II one man) aan meeschreef want voor de rest is het compositorisch gezien De Grote Neal Morse Show. Dit nummer is een van de Beard-blauwdruk hoe zij (lees Neal) hun vaak complexe nummers schrijven en in een stief kwartiertje bombastisch uiteen zetten. Om de zware epics wat lucht te geven word her en der humor in muziek en teksten gestopt. Zo is er het luchtige samba onderbreking in part VI Señor Valasco’s Mystic Voodoo Love Dance en uit de titel part VII The Return Of The Horrible Catfish Man haal ik een duidelijk humoristisch bedoelde inspiratie uit naar ‘The Return Of The Giant Hogweed. Achteraf blijken dit soort grappen en grollen het masker te zijn waar Neal Morse zich jaren achter verschool. Zijn zoektocht naar de zin des levens deed hem later in Den Heeren belanden waar hij in de schuld belijdenis zijn weg vond om ons daar te pas en onpas opmerkzaam voor te maken.
Go The Way You Go is ook een lang stuk maar kent een andere structuur opzet. Het is vooral een uitstekend nummer geworden doordat deze meer coherent is. De verschillende delen gaan hier vloeiend in elkaar over en vooral voor het afronden word ruim de tijd en gepaste bombast genomen. Het gevoel van al dan niet werkelijke knip en plakwerk valt hier volledig weg. De piano en gitaar partijen geven je een flashback naar een lang vervlogen Genesis verleden mee zoals zij ook ooit zijn begonnen waardoor dit nummer als een aangenaam warm bad aanvoelt.
The Water is met 23 minuten het langste nummer en volgt in grote lijnen de Supper’s Ready structuur. Muzikaal is het echter geheel anders en vooral vanuit gitaarsolo’s gezien steviger, maar het heeft dezelfde avontuurlijke aanpak met verschillende stijlen waardoor de spanning erin blijft. Beginnend met een tegendraads muzikaal gevecht waar er af en toe een robbertje gevochten lijkt te worden, neemt het je mee langs intense vocale partijen die ook van Pink Floyd hadden kunnen komen. Er wordt tussendoor wat geflirt met jazz (rock), terwijl het agressieve IV FU (‘F ** k You) gedeelte en het daarop volgende beleefde excuus in I’m Sorry eigenzinnig en toch passend lekker klinken. Als het swingende VI Runnin’ the Race een modern klassieke muziek overgang kent naar de uitzwaaier en uitpakker VII Reach for the Sky (met een op hoorn blazende Meros) weet je dat Spock’s Beard zijn eerste pakkende epic te pakken heeft.
Slotnummer On The Edge is het kortste nummer op dit album en ontpopt zich tot een Yes rocknummer waar de swingende Rickenbacker bas van Dave Meros terecht pontificaal in de voorfront is gemixt. Het start overigens met het mythische Carpet Crawlers piano intro van Genesis. Over plagiaat zwijgen we maar omdat het te mooi is. Naast de terugkomende solo’s is het beginthema van het nummer The Light hier knap verborgen in het slot verwerkt. Een muzikaal trucje die ze nog vaker succesvol gingen toepassen. Naast dit componeertalent staat de hoogstaande muzikale kwaliteiten van alle bandleden vanaf album nummer 1 garant voor een fantastische carrière en baanbrekende prog muziek. Er zal nog veel fraais gaan volgen.
Toen het album ‘’The Light’ op kleine schaal in 1995 werd uitgebracht, kreeg het meteen geweldige reacties. Ze werden pas echt bekend toen drummer Mike Portnoy van Dream Theater zijn enthousiasme over de band naar buiten bracht. Zijn idolatie voor Neal Morse volgde later in vele verschillende zijwegen aan groepen en albums. Op het L.A. Progfest ’95 krijgt Martin Orford, toetsenist met IQ en hoofdman achter GEP-records een exemplaar. Hij is ook meteen enthousiast en besluit dat zijn label ‘The Light’ op de Europese markt gaat brengen maar helaas wel met een spuuglelijke nieuwe cover. Dat laatste is het enige negatieve wat over dit album te melden is. Want 25 jaar nadat hij uitkwam is dit album nog steeds een leidraad en epos voor moderne Prog Rock waar de huidige Prog muzikanten nog steeds uit kunnen citeren en inspiratie op kunnen doen.