Trevor Rabin is een Zuid-Afrikaanse gitarist, zanger, multi-muzikant, schrijver en producer. Bij het grote publiek is hij vooral bekend vanwege zijn lidmaatschap van de band Yes, gedurende een twaalfjarige periode waarin vier albums uitkwamen. Dat begon in 1983, het door hem geschreven Owner Of A Lonely Heart stond datzelfde jaar bovenaan de Amerikaanse Billboard-hitlijst en inspireerde de iconische progrockband om de sprong te wagen naar een groter publiek. Rabin werd in 2017 met de band opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame en werkte recentelijk samen met voormalige Yes-leden Jon Anderson en Rick Wakeman in het trio Anderson, Rabin and Wakeman (ARW). Diezelfde Trevor Ravin brengt met ”Rio” zijn eerste soloalbum met vocaal materiaal in maar liefst 34 jaar uit. Rio is trouwens de naam van Rabin’s kleindochter.
We hebben dus meer dan drie decennia moeten wachten op een vervolg op “Can’t Look Away”, zijn vorige vocale soloalbum uit 1989 (“Jacaranda” uit 2012 was volledig instrumentaal). Waar heeft die man zich dan in de tussenliggende periode mee bezig gehouden, hoor ik je vragen. Welnu, sinds hij Yes verliet na het album “Talk” in 1994 betrad de gitarist de tijdrovende wereld van filmsoundtracks. En niet zomaar filmpjes: Rabin’s naam verschijnt als componist voor blockbusters als Con Air, Armageddon, Remember the Titans, Enemy Of The State, Deep Blue Sea, Glory Road, Gone In 60 Seconds en beide National Treasure-films, naast vele, vele andere. Misschien snap je dan dat een soloalbum met rockmuziek niet de eerste prioriteit was voor de man die inmiddels al jaren in de Verenigde Staten woont en ook het Amerikaans staatsburgerschap heeft verworven. Maar toen het zaadje geplant werd en de druk van buitenaf, maar ook binnen zijn familie, groter werd om al die ideeën en concepten die hij had verzameld over de jaren eindelijk eens te gaan opnemen, ging het ook snel. De 69-jarige Rabin werkte naar eigen zeggen dag en nacht aan het album waarvoor hij vrijwel alle instrumenten zelf bespeelde. Laten we maar eens gaan luisteren.
Opener Big Mistakes is een heavy poppy melodie met meervoudige zang harmonieën, een hoog meezinggehalte en kenmerkend gitaarspel refererend aan Yes (“90125”) en Joe Walsh. Niet voor niets als single uitgebracht. De tweede single, Push, start veelbelovend met drukke instrumentatie en solozang van hoog niveau, letterlijk en figuurlijk. Wederom een sterk “90125”-gehalte, waarschijnlijk het meest als Yes klinkende, proggy nummer met goed drumwerk van Vinnie Calaiuta. En wat te denken van het orgelstuk en orkestrale deel aan het einde? De corrumperende kracht binnen de politiek is het tekstuele thema.
Mijn persoonlijke favoriet op “Rio” is Oklahoma met zijn gedreven, intense bijna emotionele zang en zwaar georkestreerde instrumentatie, de cinematografische achtergrond van de componist is hier goed merkbaar. Fingerpicking stijl op akoestische gitaar, wat je eerder bij Steve Howe zou verwachten, loopt over in een dromerig vocaal deel met steel gitaar, wat het een zuidelijk Verenigde Staten-tintje geeft in deze zwaar gedragen song. ‘We need walls round our freedom, we lose the innocence’. De afschuwelijke bomaanslag in de gelijknamige stad in 1995, waarbij 168 mensen het leven lieten, is het dramatische thema. Met zeven minuten het langste nummer op “Rio” doet Paradise me denken aan Saving my Heart van het al eerder genoemde “90125”. Lou Molino’s drums begeleiden dit makkelijk in het gehoor liggende nummer met een instrumentale hoofdrol voor steel gitaar en een a capella gezongen middenstuk (Leave It!), plus uniek jazzy-folky outro.
Thandi is een tikkeltje vreemde eend in de bijt, met hectisch gitaarspel à la Aristrocrats, de tekst gaat over stropers en de verwerpelijke handel in ivoor. Goodbye dendert lekker door in de beste bluegrass countrystijl, Hank Williams zou trots zijn geweest, met fingerpicking banjo en elektrische gitaar plus honky-tonk piano, allemaal van Rabin zelf. Op Tumbleweed levert Rabin een uitstekende zangprestatie, maar luister ook even naar zijn Les Paul-achtige gitaarspel aan het einde. We horen a capella in de beste traditie van de Beach Boys, met een knikje naar het verleden van vooroorlogse filmmuziek en crooners.
These Tears is een mooie ballade met prachtige zang van de hoofdrolspeler, Zuid-Afrikaanse klanken en instrumentatie in Egoli, de Zulu-naam voor Johannesburg, met een lichte verwijzing naar Paul Simon’s “Graceland”. Let in dat verband maar eens op de huppelende fretloze bas, steel gitaar en koortjes. Het afsluitende nummer Toxic doet me sterk denken aan het gitaarwerk van de legendarische Jeff Beck, het kan bijna niet anders dan dat Rabin een grote fan is. Een heerlijk nummer dat tekstueel is geïnspireerd door, hoe kan het ook anders, een giftige relatie.
“Rio” telt tien sterk verschillende songs met een totale speelduur van een klein uur. Het resultaat is een sterk album met nadruk op het zanggedeelte, het is ronduit indrukwekkend, vooral door de harmonieën en de vocale hoofdrol van Rabin zelf. Qua geluid en composities ligt “Rio” in het verlengde van voorganger “I Can’t Look Away”, ook al zit er 34 jaar tussen beide albums. De muziek is eclectisch van aard, is zeker geen prog op een enkel nummer na (Push), en gaat van bluegrass tot pop en jazz en alles ertussenin. Het is een mooie terugkeer van Rabin naar zijn roots: de rockmuziek. Opmerkelijk hoe goed de van oorsprong gitarist zijn weg weet te vinden op de toetsen maar ook op basgitaar en zelfs drums: een rasechte multi-instrumentalist. Zelfs het hoesontwerp is van de Zuid-Afrikaanse alleskunner. “Rio” is voor fans van goed geproduceerde, gevarieerde muziek waarbij gitaar en zang dominant zijn. Voor (bijna) iedereen dus.