Het Midsummer Prog Festival en mijn agenda hebben geen gelukkig huwelijk. De afgelopen zes edities moest ik vanwege andere verplichtingen laten lopen. Hetzelfde gold helaas voor dag twee van de editie van dit jaar. Vandaar dat je hier slechts een verslag van de eerste dag kunt lezen.
Het festival had dit jaar een valse start nadat de gemeenteraad had besloten dat er geen popconcerten meer in het Openluchttheater in Valkenburg mogen worden georganiseerd. Dit in verband met het overschrijden van de wettelijke norm van de toegestane geluidssterkte bij popconcerten.
Gelukkig wisten Rob Palmen en Ingo Dassen met hun team heel snel een alternatieve locatie te organiseren in de binnentuin bij de Muziekgieterij in Maastricht. Daar werd een tribune gebouwd die de ambiance van het Openluchttheater in Valkenburg echter niet helemaal kon evenaren. Maar ondanks dit smetje heeft de organisatie er alles aan gedaan om een mooie festivallocatie te realiseren. De merchandise bevond zich binnen in de Muziekgieterij waar ook nog een drankje kon worden genuttigd. Dat kon ook buiten, achter de tribune, waar zich tevens de overige catering bevond. In tegenstelling tot het afgelopen MidWinter Progfestival was het geluid nu prima in orde en konden we zonder oordopjes genieten van de optredens.
De weergoden waren het festival helaas niet erg goed gezind. Overdag hielp het zonnetje gelukkig om de temperatuur aangenaam te houden. Toen de zon begin van de avond verdween begon het toch best fris te worden. Tijdens de tweede dag kwam daar nog eens een flinke bak regen overheen, wat de naam van het festival dit jaar enigszins onwerkelijk maakte.
Vrijdag werd de spits succesvol afgebeten door het Amerikaanse powertrio Lux Terminus. Dit energieke instrumentale gezelschap wordt gedragen door de bombastische toetsen van Vikram Shankar. Het volle, bombastische geluid van zijn toetsen op de cd kwam live niet helemaal tot zijn recht. Hij bleek echter een zeer getalenteerd toetsenist te zijn die veel harmonische hooks combineert met technisch knap spel en symfonische sounds die ook wel uit de dancemuziek lijken te komen. De ritmesectie zorgt voor de nodige power.
Om de instrumentale set van enige variatie te voorzien trad Ross Jennings (Haken) op als gastvocalist tijdens het nummer Catalyst. Door de nogal onzekere bijdrage van Jennings was dat geen onverdeeld succes. Dus gooiden de heren er daarna nog een energieke progepic van een kwartiertje uit.
Daarna was het de beurt aan de PreHistoric Animals, een stevig progressief bandje uit Zweden. De heren brachten een mooie doorsnede van hun, inmiddels vier albums tellende, goed klinkende discografie.
De bassist, Noah Magnusson, was eigenlijk de enige muzikant die de titel ‘PreHistoric Animal’ met recht verdiende. In de overige muzikanten zat beduidend minder beweging.
Ondanks de sterke zang van Stefan Altzar was de link tussen zijn zang en het overige bandgeluid soms moeilijk te ontwaren. Daardoor ging het catchy aspect van de albumversies van veel songs verloren. Jammer, want ik had me meer voorgesteld van het optreden van deze band.
Het eveneens uit Zweden afkomstige Paatos tapte daarentegen uit een heel ander vaatje. De band was dertien jaar van de progradar verdwenen, maar met haar prachtige heldere en loepzuivere zangstem trok de kleine, ietwat verlegen Petronella Nettermalm meteen alle aandacht.
Het gaf de muziek met vlagen een melancholisch en zelfs feeëriek karakter. Al wist de band dat al snel te logenstraffen met een mix van donkere gitaarmelodieën, stevige drums en baswerk en, soms te harde, alternatieve toetsen.
Er waren momenten dat de band als een stevigere versie van The Cure klonk, compleet met Mellotronklanken. Last Ones of Our Kind begon zelfs ronduit heavy.
Met het afsluitende Téa wist de band met een prachtige melodie, omlijst met folky sferen, het voltallige publiek te betoveren. Klasse!
Voor het optreden van Solstice waren de verwachtingen, terecht, hooggespannen. Met het alom bejubelde album “Clann” in de pocket en een vooruitgesnelde livereputatie moest dit een van de hoogtepunten van het festival worden.
Met een uitgebalanceerde mix van de laatste drie albums speelde de band een spetterende, swingende set.
Waar de meeste progbands, ook vandaag, zich vrij statisch presenteren op het podium, stond hier een swingende trein. Ja, het was druk op het podium met een achtkoppige band. En vooral de zangeressen kwamen met regelmaat ruimte tekort voor hun uitgelaten dansmoves.
Maar die misten hun uitwerking niet op de rest van de band. Het was hartverwarmend om te zien hoe de overige bandleden werden meegenomen in het enthousiasme van de dames. Dat maakte veel goed in de oprukkende kou.
Vooral toetsenist Steven McDaniel, niet de jongste van het stel, genoot er zichtbaar van en liet zich niet onbetuigd. Bandleider Andy Glass nodigde het publiek regelmatig uit om mee te dansen, maar daar waagde het publiek zich op de tribune toch maar niet aan en het ‘beperkte’ zich tot meeklappen.
Hoogtepunten waren het swingende Firefly en Life van het laatste album en het Keltische Mount Ephraim, met de gedreven viool van Jenny Newman. De koortjes van de drie zangeressen waren om door een ringetje te halen, evenals de gitaarsolo’s van Glass.
Daarna was het tijd voor het afsluitende rustige A New Day, met een mooie opbouw. Maar daarmee is de koek nog niet op. Als encore werden we getrakteerd op een ‘real progsong’, Morning Light, dat stamt van een democassette uit 1982 en daarmee erg representatief is voor het ‘oude’, neo-prog Solstice.
Geluidsman Loz Jackson verdient overigens een compliment voor het transparante geluid, ondanks de uitgebreide bezetting.
Na dit enerverende optreden kon het publiek even op adem komen voor de slotact van dag één: Neal Morse & Friends.
Nu bespeur ik links en rechts, maar ook bij mezelf, een zekere Neal Morse-moeheid maar hij blijft natuurlijk wel een grote meneer in de progwereld. En de namen van zijn ‘vrienden’ voor deze avond riepen wel wat vermoedens op omtrent de samenstelling van de setlist. Met Ross Jennings erbij zal er wel iets van “Trojka”, het samenwerkingsproject van D’Virgilio, Morse & Jennings worden gespeeld. En met Roine Stolt is ‘iets van Transatlantic’ zo goed als onvermijdelijk.
Maar… Neal Morse begon solo, zichzelf begeleidend op akoestische gitaar met Songs of Freedom (een nieuw nummer) Shine (Transatlantic) en Manchester by the Sea (van zijn soloalbum “Life and Times”). Voor het nummer The Storm (Flying Colors) dat hij heel toepasselijk afsloot met een stukje uit de Reprise van Whirlwind, werd hij op viool bijgestaan door Francis Norman.
Na een klein half uur werd het vriendenclubje eindelijk uitgebreid met Collin Leijenaar, Jonas Reingold, Eric Gilette en Ross Jennings voor een nieuw nummer Leavin’ California, over de ontmoeting met zijn vrouw en zijn uiteindelijke verhuizing naar Nashville. Dat werd gevolgd door een moeizame uitvoering van Julia van “Trojka”. Daarbij viel opnieuw de onzekerheid van Ross Jennings op. Gelukkig kon hij zich later revancheren bij Carpet Crawlers van Genesis, maar daarvoor had Roine Stolt zich inmiddels aangesloten bij de vriendengroep voor een soort jamsessie op het overbekende On Broadway van George Benson.
Daarna werd het interessanter met het van Spock’s Beard bekende Wind at My Back en uiteindelijk een mooie uitvoering van We All Need Some Light (Transatlantic) met ‘meerstemmige’ zang van een groot deel van het publiek. Een toegift kon natuurlijk niet uitblijven en dat werd een energieke, maar ingekorte versie van Stranger In Your Soul van Transatlantic. Met mij hadden veel bezoekers toch iets meer verwacht van deze Neal Morse & Friends line-up. Het akoestische aandeel was te lang en het knallende slot te kort. Aan de andere kant is het niet eenvoudig om met een redelijk korte voorbereiding met een aantal muzikanten op afstand een coherente set samen te stellen. Al met al kwam er zo een mooi slot aan de eerste dag van Midsummer Prog 2025.