Pymlico is een Noors project/band onder leiding van drummer Arild Brøter dat al ruim tien jaar aan de weg timmert. Hij wordt daarin bijgestaan door zijn broer Øvind op toetsen, twee gitaristen, een bassist en saxofonist Robin Havem Løvøy die het instrumentale geluid toch een licht vocale touch meegeeft.
Op hun website wordt de muziek als een mix van progressieve rock en fusion omschreven. Ik denk dat ik de volgorde van die twee termen zou omdraaien. De groove hebben ze in elk geval constant aan hun kont hangen.
In de basis is hun muziek vrij ‘sophisticated’, waardoor de vergelijking met bands als Mezzoforte zich opdringt. Toch heeft dit Noorse septet beduidend meer te bieden. Ze wisselen de sophisticated sound af met heerlijke ‘super massieve’ rock riffs. Daarbij laten ze de gitaar, vette synths en saxofoon gezamenlijk optrekken in eenvoudige, doch zeer aansprekende en krachtige melodieën, wat met regelmaat een glimlach op het gezicht van ondergetekende toverde. Luister maar eens naar tracks als Breaking Protocol, Clockwork, Are We There Yet en Time Out. Clockwork wordt overigens opgesierd door prachtig gitaarwerk van Roine Stolt in de intro, met zijn typische wah-wah spel in het midden en een schitterende solo op het eind. De openingsriff van deze track zou elke progband graag op zijn conto hebben staan. Løvøy vult het lichtere couplet met soepel saxofoonspel in, waarna die heerlijke riff weer terugkomt.
De overige tracks vallen in de categorie fusion, waarin de saxofoon van Løvøy niet zelden schittert. Door het ontbreken van memorabele riffs of melodieën vallen deze nummers minder op. Vooral in de laatste drie nummers lijkt het album op deze manier een beetje in te kakken. Wanneer je echter goed luistert valt daar in de details nog het nodige te genieten, vooral als de heren Sjo Engen en Hvinden laten horen ook een aardig mopje gitaar te kunnen spelen. En die groove hè, die raken ze nooit kwijt. Die zorgt ervoor dat in de onderste regionen van ons lijf lichaamsdelen spontaan gaan bewegen. Iets wat bij progliefhebbers slechts zelden voorkomt.
Absoluut prijsnummer van dit album is echter Time Out. Na een zwoele opening op trompet met demper (refererend aan de grote Miles?) horen we een Chicago-achtig thema in de synthesizer in een laid-back groove. Daarna neemt de saxofoon een beetje gas terug. Schijnbeweging! Wat volgt is een heerlijke heavy funky riff in de gitaar met vlijmscherpe drums en een echo in de Fender Rhodes, die vet wordt herhaald in een blazerssectie (Blood Sweat & Tears?). De blazers gaan daarna hun eigen weg en voorzien de gitaarriff van felle tegendraadse accenten. Waar hebben we dit eerder gehoord? Phenix Horns? En dan barst het feest los: een sterke melodie in de gitaar, vergezeld van vette blazersaccenten en die nooit nalatende groove. Wanneer de gitaarmelodie een zanglijn zou zijn geweest had het zomaar een track van één van de soloalbums van Phil Collins kunnen zijn. De blazers zijn minder staccato dan bij Collins maar wel vetter. Bij de tweede keer wordt het Chicago thema een stuk steviger waardoor het effect van het gas terugnemen door de saxofoon nog groter wordt. Geniaal!
Dit hoge niveau wordt niet over het hele album gehaald en dat is misschien maar goed ook anders zouden we dit geweldige nummer niet op de juiste waarde kunnen schatten.
Ben je een liefhebber van fusion met wat proggy ingrediënten, is deze virtuele muzikale verkenningstocht naar het hoge noorden van Europa zeer de moeite waard. Dit is niet de eerste keer dat die ‘ijskoude’ Scandinaviërs ons verrassen met een super swingende groove, gecombineerd met een sterk gevoel voor melodie.