Het kan natuurlijk zijn dat de naam Steve Thorne u helemaal niets zegt. De Engelsman is namelijk niet overdreven bekend bij alle progliefhebbers. Maar ik zou iedereen adviseren die nog nooit naar zijn muziek heeft geluisterd toch maar eens een album te proberen. En waarom dan eigenlijk niet gelijk “Into The Ether”?
We hebben namelijk te maken met één van de meest complete singer /songwriters van dit moment. Zeker de liefhebbers van symfonische muziek met gevoel voor pop kunnen dit album namelijk waarschijnlijk waarderen. Zoals Maarten Goossensen in de recensie van zijn debuut en de opvolger daarvan al terecht concludeerde, staat Thorne voor goede composities en een degelijke productie. Dat is op dit album niet anders. Ook deze cd herbergt weer mooie melodieën en refreinen, onderhoudende teksten en een geweldige productie.
Evenals als de vorige twee albums, maakt Thorne ook deze keer weer gretig gebruik van collega’s die hem al eerder assisteerden. Ik noem maar eens een paar namen: Nick D´Virgillio (Spock´s Beard), Gary Chandler (Jadis), Geoff Downes (Asia), Pete Trewavas (Marillion), John Mitchell (Arena, Kino, It Bites) en John Beck. Als je dit soort vaklieden opnieuw warm weet te maken voor deelname aan een nieuw album geeft dat vertrouwen in de kwaliteit die Thorne bij elke release aflevert. En om het feest voor mijzelf compleet te maken neemt John Giblin, voormalig Simple Minds bassist, de basparijen op twee nummers voor zijn rekening.
Kings Of Sin, het eerste nummer, is een eerbetoon aan It Bites, de band uit de jaren tachtig die progressieve rock op een mooie manier wist te verweven met moderne pop. Het idee voor dit nummer ontstond tijdens onderlinge gesprekken tussen John Beck en Thorne tijdens de tour van Kino een aantal jaren geleden. Natuurlijk kan op dit nummer de latere leider van de band, John Mitchell, niet ontbreken. Hij neemt daarvoor de sologitaar op dit nummer voor zijn rekening. Voor liefhebbers van Fish is dit een aanrader, dit zou zomaar een nummer van diens hand kunnen zijn. Vergelijkingen met Fish zijn op dit album sowieso vaker te maken. De muziek heeft namelijk vaak veel overeenkomsten met die van de grote Schot en daarbij lijkt de stem van Thorne ook regelmatig op die van Fish.
Na het eerste nummer gaat het verder met Feathers, met een verschrikkelijk aanstekelijk ritme. Probeer hierbij je lichaam maar eens in bedwang te houden, knappe jongen of meid als dat lukt. Op deze muziek moet je bewegen, gegarandeerd. En zo kan ik nog wel even doorgaan met de tracks apart te benoemen, want ze zijn allen van zeer hoge kwaliteit. Echter resulteert die kwaliteit niet in echte diversiteit of een veranderend karakter binnen de songs. Thorne heeft gezorgd voor een mooie cohesie waar nummers in elkaar overvloeien, zonder dat je een echte cultuurschok krijgt. Uitschieters in beleving van de cd krijg je daar niet mee, dat is dan ook het enige kleine puntje van kritiek wat mij betreft. Het geheel is een mooi spel tussen lichte ‘progressieve poprock’ naar wat steviger rock, met kleine uitstapjes naar aardse en wonderschone nummers als Valerie en Curtain.
We hebben hier te maken met een bijzonder begenadigd singer /songwriter, die goed weet hoe je kwalitatieve muziek maakt. Dit album zou een voorbeeld kunnen zijn voor de hedendaagse muzikant die feeling heeft met progressieve rock, maar toch niet teveel wil afwijken van de popmuziek van deze tijd. Naarmate Thorne zichzelf ontwikkelt staat hij helaas wel steeds verder van de progressieve rockmuziek die wij allemaal zo waarderen. Voor mij echter geen probleem en laat dat gegeven ook u niet weerhouden deze cd eens aan een grondige luisterbeurt te onderwerpen.
Voor mij één van de hoogtepunten van het jaar 2009!
Ruard Veltmaat