Koekoek

Iedereen is vervangbaar, van gitarist tot toetsenist, voorbeelden te over. Het icoon Ritchie Blackmore (Deep Purple) werd achtereenvolgens vervangen door Tommy Bolin, Joe Satriani en Steve Morse, met als gevolg een wezenlijk andere sound. Die laatste is recent zelf weer vervangen door Simon McBride. Rick Wakeman keerde een aantal keren terug op het oude Yes-nest, om elke keer opnieuw weer door iemand anders vervangen te worden. Carl Palmer (Emerson, Lake & Palmer) moet raar opgekeken hebben toen hij vervangen werd door Cozy Powell, al was het maar voor één album. Misschien hielpen de initialen van de nieuwe drummer hem bij zijn aanstelling. Andere onvervangbaar geachte musici als Michael Schenker (UFO/Scorpions) en Mike Portnoy (Dream Theater) bleken lang niet zo onvervangbaar als zij zelf dachten.

Maar dat ligt een stuk lastiger voor de positie van solozanger: het geluid van een band is vaak nauw verweven met de zangstem. Zeker in de progressieve rock, waarbij de hoge zangstem vaak noodzakelijk is om boven de klankmuur uit te komen (Rush, Yes etc.). Daarom is het niet zo gek dat bands vaak kiezen voor zangers die sterk op het origineel lijken.

De Eagles zochten het zelfs in genetisch materiaal: na de dood van zanger/gitarist Glenn Frey werd diens zoon Deacon ingelijfd om de zoetgevooisde partijen van zijn vader live te vertolken. Filippijn Arnel Pineda, voorheen actief als zanger van coverbands, werd aangesteld als vervanger van Steve ‘The Voice’ Perry bij Journey. Wat de populaire band uit de Verenigde Staten weer nieuw leven inblies en tot op de dag van vandaag in staat stelt om het oude repertoire zo natuurgetrouw mogelijk live te spelen.

Yes deed het zelfs tweemaal: David Benoit en Jon Davison benaderen Jon Anderson het dichtst, de een (Davison) wat beter dan de ander (David). Zelfs Buggles-lid Trevor Horn, eenmalig aan boord ten tijde van het album “Drama” in 1980, die toch over een totaal verschillend stemgeluid beschikt als de iconische Anderson, trachtte zoveel mogelijk diens geluid na te bootsen. Hij faalde jammerlijk.

Steve Hackett haalde Nad Sylvan helemaal uit Zweden om de Gabriel-partijen live te zingen. En hoewel zijn stem zeker enige gelijkenis met het origineel heeft zijn de geleerden het er nog niet over eens. Genesis zelf (Banks/Rutherford) koos na het vertrek van Collins in 1998 voor Ray Wilson in plaats van David Longdon (Big Big Train) omdat deze de partijen van Gabriel beter zou vertolken.

Maar de topper onder de stand-ins is toch wel Ronnie Platt. Het is zelfs voor de grootste Kansas die-hard niet mogelijk om het onderscheid met voorganger en progicoon Steve Walsh te maken. En dat is een enorm compliment aan het adres van de van oorsprong vrachtwagenchauffeur. Ook hij heeft een verleden als zanger van een coverband uit de omgeving van Chicago en voegde zich bij de band in 2014. De beste beslissing die band en muzikant ooit maakten. Lees de recensie van collega Math Lemmen over de zojuist verschenen verzamelaar van Kansas “Another Fork In The Road” er maar eens op na.

Natuurlijk, er zijn uitzonderingen: Marillion verving zijn iconische zanger/songschrijver Fish door Steve Hogarth, een vocalist met een totaal ander stemgeluid, zonder dat de populariteit van de band er ernstig door werd aangetast. Mogelijk werd zelfs het tegenovergestelde gerealiseerd. Genesis had het geluk dat drummer/achtergrondzanger Phil Collins a) geen serieuze concurrentie had b) qua stem al enigszins bekend was bij de fans en c) de ambitie en de kwaliteiten had om Peter Gabriel te vervangen. De rest is geschiedenis. Maar over het algemeen geldt in progkringen toch vooral: zing het hoogste lied, maar blijf zo dicht mogelijk bij het origineel.

Het spreekwoord ‘koekoek éénzang’ is misschien niet meer zo bekend maar het is nog steeds van toepassing, zowel letterlijk als figuurlijk.

ChatGPT

Mijn stukje over het OOR-artikel heeft nogal wat stof doen opwaaien binnen de Progwereld gelederen. In dit geval gaat het niet zozeer over de inhoud, de parallel tussen ons beide, maar het feit dat ik het gebruik van ChatGPT veroordeelde. Een collega sprak juist zijn steun uit voor het programma dat ons in zijn ogen in de toekomst zeker gaat helpen. Hij vervolgde zijn betoog door te stellen dat men rekenmachines vroeger ook niet accepteerde omdat we dan niet meer zouden kunnen rekenen. Hij zette zijn stelling kracht bij door ons kennis te laten maken met een recensie die door middel van het vermaledijde programma was gegenereerd. Ik ga u hier niet vertellen wat ik van die recensie vond. Wel wil ik kort reageren op het standpunt dat rekenmachines en software ons helpen om beter te rekenen en te schrijven. U zult ongetwijfeld de krantenkoppen gelezen hebben, enige tijd geleden, waarbij leraren en andere onderwijsdeskundigen zich ernstig zorgen maken over het feit dat Nederlanders niet meer kunnen rekenen en lezen. Het is niet zo’n gekke gedachtesprong om te bedenken dat iets dergelijks zich ook kan voordoen op het gebied van schrijven.

Maar even terug naar ons eigen medium, Progwereld. Zou het echt zo zijn dat wij als schrijvers van recensies, concertverslagen, interviews, overlijdens-  en nieuwsberichten, ja zelfs columns, geen toegevoegde waarde meer hebben? Dat we dat met een paar trefwoorden kunnen overlaten aan een computer? Dat is toch wel erg kras. Ik geloof het ook niet. Het zou goed van pas komen als we bijvoorbeeld die enorme tsunami aan Dream Theater bootlegs die momenteel op ons afkomt, door het programma laten recenseren. Ik gok erop dat de software er al gauw de brui aan geeft en tot een herhaling van zetten komt, daarbij zichzelf plagiërend. Ook kan ik me voorstellen dat mijn collega zich tijdens redactievergaderingen laat vertegenwoordigen door een ChatBot. Vragen? Geen vragen! Zou die ChatBot ook een gezicht als een OORwurm kunnen trekken? Belangrijke vragen allemaal. Maar, geachte lezer, maak u vooral geen zorgen, er zijn nog voldoende capabele scribenten in huis die de Nederlandse taal ruimschoots machtig zijn om u, soms zelfs in bloemrijke taal, kond te doen van nieuw verschenen materiaal op het gebied van ons geliefde muziekgenre.

Waar een luisterend OOR al niet goed voor is.

Het ene OOR in

Een opvallend artikel in de zojuist verschenen editie van het invloedrijke muziektijdschrift OOR: een soort van excuusbrief voor alles wat het blad aan onrecht heeft aangedaan.

Men biedt, op een ironische wijze, excuses aan voor alles wat er verkeerd gegaan is. Of wat men veronderstelt dat de lezer denkt dat er verkeerd gegaan is. En dat is nogal een lijstje geworden. Althans volgens de schrijver van het artikel, hoofdredacteur Erik van den Berg. Zo verontschuldigt hij zich voor het feit dat er een behoorlijk aantal albums en concerten niet voor een recensie in aanmerking kwam. Of het feit dat mensen meenden dat de recensent van dienst ‘zeker bij een ander concert was’. Het woord ‘afzeikrecensie’ komt zelfs voorbij. Misschien een nieuw woord voor de Van Daele in 2023?

Ook blijken lezers het niet eens te zijn met, daar komt ‘ie weer, de eindejaarslijst, met name het ontbreken van de nieuwe Marillion wordt blijkbaar als een doodzonde gezien door bepaalde briefschrijvers. Niets nieuws onder de zon.

Diezelfde eindlijst blijft een bron van ergernis, in dit geval ook het moment van verschijnen, ergens halverwege de maand december. Want dan mis je de meesterwerken die nog verschijnen in de resterende weken. Tja…. Men besluit op humoristische wijze door zelfs excuses aan te bieden voor het hele stuk, wat volgens de schrijver met behulp van ChatGPT is geschreven op basis van de trefwoorden ‘recensies’, ‘zuur’ en ‘sorry’. Grappig maar tegelijkertijd ernstig. En bovenal herkenbaar. Want hier blijkt maar weer dat wij als kleine Progwereld (hoewel..) in vergelijking met het grote betaalde medium OOR niet zoveel afwijken.

Ook wij worden regelmatig geconfronteerd met ontevreden lezers/bezoekers van onze site die zich afvragen hoe wij in hemelsnaam het laatste album van band X vergeten zijn te recenseren. Of waar wij waren toen band Y eindelijk weer eens optrad in Nederland. En waarom we toch die ene zanger met een gillend speenvarken vergelijken. Hoe komen we erbij om de nieuwe van band Z op de hoogste trede van ons eindejaarslijstje te zetten. Of juist helemaal niet op te nemen.

Tot zover de parallellen tussen het grootste en oudste muziekmagazine van Nederland en een kleine maar gerespecteerde website op het gebied van progressieve rock. Want er zijn wel degelijk verschillen. Zo zullen wij nooit, maar dan ook nooit ChatGPT te hulp roepen. Ook niet voor de grap. Bij ons neemt Marillion wel degelijk een belangrijke plek in op de jaarlijstjes. En wij gaan al helemaal geen excuses aanbieden voor alles wat we wel of niet schrijven. Zo, al weer een column op een OOR na gevild.

‘De recensent was inderdaad bij een ander concert’

 

Gouden stekker

We worden overstroomd door heruitgaven van albums, al jaren. Nou wil ik het hier niet hebben over de (commerciële) achtergronden van dit fenomeen of de relevantie ervan in het licht van de geschiedenis. Nee, ik wil graag mijn gedachten delen over de geluidstechnische aspecten ervan, de remix, de high-resolution, remaster, super audio etc.

Ik heb nooit de onstuitbare drang gehad om mijn platencollectie te converteren naar Amerikaanse – of nog beter – Japanse persingen. Of alles om te zetten naar digitaal, mijn platencollectie is nog steeds intact. Dat wil niet zeggen dat ik blind (of doof) ben voor nieuwe technologische ontwikkelingen, de bluetooth draait regelmatig overuren.

Ik ben nooit iemand geweest die het beste van het beste wilde hebben op het gebied van audio. Ik vind een paar peperdure boxen veel te veel van het goede. Hetzelfde geldt voor een voor- en na-versterker, vergulde stekkers en professionele kabelkwaliteit. Ik geef de voorkeur aan een redelijke kwaliteit bootleg boven een super audio high-res … Afijn, u snapt mij wel. Ben eerder een ‘musicofiel’ dan een audiofiel.

Want laten we wel wezen: er zijn maar weinig mensen die het verschil écht kunnen horen. Oke, ik heb een collega binnen het team van Progwereld die van beroep musicus is. Hij heeft voldoende geoefende oren om een afgewogen oordeel te hebben over de kwaliteit van het geluid. Een goede vriend heeft na afloop van zijn betaalde carrière bij een bank een cursus gevolgd tot opnametechnicus. De cursusleider, een professioneel techneut met eigen studio, heeft schoorvoetend moeten toegeven dat mijn vriend betere oortjes heeft dan hijzelf. In dat soort gevallen snap ik de wens om de best mogelijke apparatuur in huis te halen, compleet met alle toeters en bellen.

Een andere collega liet ons recent nog weten hoe verguld hij is met de stortvloed aan remixen die ons de laatste jaren teisteren. In een gloedvol betoog meldt hij, als overtuigd audiofiel en muzikant, dat hij nu pas de werkelijke waarde van de muziek van Genesis, Yes en Marillion heeft ontdekt. Fijn voor hem, maar ik was hem toch net even voor; in de jaren ’70/’80 wel te verstaan, met mogelijk gebrekkige apparatuur, slechte persingen en matige opnametechnieken.

Maar in alle andere gevallen ben ik toch geneigd te zeggen dat het lood om oud ijzer is. Enige jaren geleden kwam ik voor de keuze op welke manier ik mijn collectie muziek voortaan vorm zou geven: lp’s, cd’s, of digitaal. En wat het laatste betreft heb je dan nog de keuze tussen de diverse formats: wav, flac, mp3, en dan vergeet ik er ongetwijfeld nog een paar. Uiteindelijk is de keuze gevallen op de beste kwaliteit mp3. Die keuze was mede ingegeven door beperkte opslagcapaciteit. Soms heb ik wel eens spijt dat ik niet voor een betere kwaliteit heb gekozen, maar gedane zaken nemen geen keer.

Uiteindelijk gaat het toch om de muziek, de emotie die het oproept en de mate van plezier die je eraan hebt. Ik neem het voor lief dat ik niet (altijd) de fijne nuances kan waarnemen of dat al dan niet storende foutje moet accepteren. Het zij zo. Het is niet al goud wat er blinkt.

Shine On

Ik had hem al een aantal keren eerder zien optreden, hoewel de allereerste keer geen doorgang kon vinden: vlak voor het optreden kwam het bericht dat zijn vaste toetsenist vlak daarvoor was overleden. Vanzelfsprekend ging de show niet door. Daarna ben ik speciaal voor hem ergens midden 2000 naar Bospop gegaan waar hij vroeg in het programma stond geprogrammeerd. Maar niet zo vroeg dat gerenommeerde gitaristen die later (als hoofdact) zouden optreden als Steve Lukather (Toto) en Steve Rothery (Marillion) in de coulissen van het openlucht podium ademloos stonden te kijken naar de show van de legendarische veteraan; een echte ‘musician’s musician’. Later zag ik hem tot mijn onuitsprekelijke plezier nog optreden in de Boerderij in Zoetermeer waar hij een integrale versie van zijn iconische live-album uit midden jaren zeventig ten gehore bracht, samen met zijn zoon.

Hij zag er inmiddels al wel behoorlijk anders uit, hoe kan het ook anders, we zijn bijna vijftig jaar verder: de lange krullende haren waren verdwenen en een kalende schedel was goed zichtbaar. Ook de flashy podiumkleding was ingewisseld voor een simpel shirt en jeans, veel meer op zijn plaats in de theaters waar hij nu speelde. De tijd van de volle voetbalstadions en de adoratie van een grotendeels jong publiek lag ver achter hem. Maar wat gebleven was, die jongensachtige, sympathieke uitstraling en niet in de laatste plaats, dat geweldige, uiterst herkenbare gitaarspel. En zijn stem natuurlijk, beiden hadden nog niets aan kracht ingeboet. Het scheen hem niet te deren, die veranderde omstandigheden, de kleinere zalen en dito publieke belangstelling. Hij ging er nog steeds voor, elke keer, met hart en ziel. Dat maakte hem ook zo plezierig, zo aanraakbaar, aaibaar zelfs, in niets meer de Hall of Fame ster uit het verleden. Hij kon er zelfs nog grapjes over maken, zoals ook blijkt uit zijn humoristische autobiografie, Do You Feel Like I Do?, een aanrader overigens.

Ik was emotioneel getroffen toen het nieuws over zijn ziekte naar buiten kwam: hij lijdt aan de ongeneeslijke spierziekte inclusion body-myositis (IBM), in een steeds verder gevorderd stadium. Hij zou op niet al te lange termijn niet meer kunnen optreden, zijn spieren en fijne motoriek, van levensbelang voor een musicus, begeven het langzaam maar zeker. Toen de afscheidstournee werd aangekondigd probeerde ik meteen kaartjes te reserveren; ik was helaas te laat voor het enige Nederlandse optreden, in Haarlem nota bene. Dus gezocht naar het dichtstbijzijnde alternatief, dat bleek de Brusselse schouwburg Cirque Royal te zijn, in het centrum van de Belgische hoofdstad. Een oud theater uit 1878, een beetje als Carré maar dan minder goed onderhouden. Een passende omgeving voor de oude strijder.

Waarom nou wel naar zijn afscheid en (bewust) niet naar Genesis/Collins, toch veel meer in mijn (prog)straatje? Een goede vraag waar ik niet direct het antwoord op heb. De situatie is ongeveer gelijk, beiden zijn fysiek gehandicapt en aan het eind van hun carrière en de kans dat er nog ooit live opgetreden wordt is klein, zeg maar gerust nihil. Gooi het maar op de gun-factor, de sympathie voor de echte rocker die in het harnas wil sterven.

Over het optreden zelf kan ik kort zijn: precies wat ik van hem gewend ben. Uitstekende pakkende songs met een hook, gedreven zang en hemels gitaarspel op die karakteristieke zwarte ‘54 Gibson Les Paul Custom genaamd ‘Phenix’. Het hele optreden gezeten op een stoel/kruk, evenals zijn band, maar met nog steeds dezelfde energieke instelling: om de best mogelijke show te produceren, handicap of niet. Het afscheid was emotioneel, zijn ‘no goodbye, so long’ klonk optimistisch, tegen beter weten in. De titel van de tournee luidde immers: Finale: The Farewell Tour.

Thanks Peter, for showing me the way, I truly feel like you do. Shine on!

Het intro

Ik citeer de eerste drie woorden van een bekend gezegde: “Een goed begin…”. En voor mij absoluut van toepassing in de muziek. En al helemaal in het genre wat mij dierbaar is, progressieve rock.

De goede lezers van mijn recensies is het al lang opgevallen dat ik een voorkeur heb voor instrumentale muziek. Als een van de weinige teamleden bespreek ik graag volledig instrumentale albums. ‘Instrumentale muziek’, is dat geen pleonasme? Muziek is toch altijd instrumentaal? Het woord is immers afgeleid van instrument. Of is de stem ook een instrument? Is zang muziek? Ja, woordloze zang misschien, iets waar ik een bloedhekel aan heb overigens. Vraag mij af of Beethoven, Bach, Chopin en noem alle grote componisten uit de geschiedenis maar op, daar ooit bij hebben stilgestaan.

Laat duidelijk zijn, ik hoor graag een goede zanger(es). Liever nog hoor ik in een band een goede zanger én zangeres. Goede ja, want te vaak zijn het zangers en zangeressen die een nummer voor mij verprutsen. Nee, voorbeelden zal ik hier niet noemen. Als luisteraar ben ik verder altijd op zoek naar intermezzo’s, instrumentale (daar gaan we weer) passages die mij niet lang genoeg kunnen duren. Ze zijn vaak aanwezig in epische nummers, ook wel epic’s genoemd. Nummers van langer dan 10 minuten. Ik haal deze passages vaak aan in mijn recensies. Ik hou daar gewoon van.

Maar voor mij is het intro het summum. Van een goed intro kan ik eindeloos genieten. Intro’s van minimaal een minuut of drie. Ze worden vaak Ouverture genoemd, wanneer het een volledig instrumentaal openingsnummer is. Neem bijvoorbeeld Neal Morse, voor mij een van de grote componisten van de moderne muziek. Het kan niet anders dan dat hij een liefhebber is van intro’s. Het aantal ouvertures in zijn oeuvre is namelijk talrijk.

Intro’s. ‘We’ hebben het altijd maar over ‘het beste album’ of ‘het beste nummer’. De lijstjes fetisjisten. Van ‘het beste intro’ heb ik nog nooit een lijst gezien. Het zal Progwereld sieren om daar eens een lijst van samen te stellen. Eigenwijs als wij zijn.

Het intro: een goed begin is het halve werk….

Lef en conformisme: de remix

Liefde voor muziek hoeft niet gepaard te gaan met liefde voor de weergave ervan. Lees; niet elke progger is ook een audiofiel. Voor mij is dat anders, ik vind het heerlijk als de muziek geen geheimen voor me heeft. Tegelijkertijd kan ik nog steeds volop geraakt worden als ik een favoriet liedje even vanaf mijn telefoon afspeel.

Ik heb ook de ervaring dat door een remix van een klassiek seventies album, zoals bijvoorbeeld bij “Nursury Cryme”, mijn waardering voor dat album enorm kan toenemen. Voor mij was de originele troebele mix op de persing van het ook niet al te beste Famous Charisma label gewoon nauwelijks beluisterbaar.

Voordat ik dieper op de remix inga, wil ik eerst even wat ophelderen over wat een (re-)mix eigenlijk is. Bij dat proces ben ik meermaals nauw betrokken geweest als gitarist en daar heb ik best wat van opgestoken. Bij het opnemen van een album begin je uiteraard met het opnemen van de instrumenten. Bij de mixage kies je welk instrument welke plaats krijgt in de geluidslandschap. Gitaar links of recht. Drums in het midden of zoals bij sommige sixties albums meer aan één kant. Ook ga je de instrumenten equalizen en beïnvloed je de klankkleur. Klinkt de gitaar wollig of knisperend helder. Heeft de zang een galmpje of klinkt hij ‘droog’.

Het allermoeilijkste van mixen is dat veel instrumenten overlap hebben als het gaat om hoge, lage of midden frequenties. Een keyboard en een gitaar zitten al snel in elkaars vaarwater. Het is dan ook helaas niet anders; als je elk instrument individueel het mooist laat klinken en daarna alle sporen open zet, klinkt het totaal nergens naar!

Bij een remix kan je de muziek dus echt behoorlijk veranderen. Het is dan ook interessant hoe verschillende producers daar anders over nadenken. Neem Steven Wilson, bijna al zijn remixen zijn eigenlijk zéér getrouwe kopieën van het origineel. Ja, ze zijn een heel klein beetje ruimtelijker of meer helder, maar eigenlijk vind ik dat hij de echte problemen van de originele mixen behoudt. Bij Yes knallen de basgitaar (die bij Chris Squire weinig onderlaag heeft) en de gitaar van Steve Howe nog precies even onhandig door elkaar heen. En voor een goede reden. Doe je dat niet, dan breekt online de pleuris los. Je kán de basgitaar bij Yes niet lager laten klinken om zo ruimte te maken voor de instrumenten die wel daar horen te zitten. Het internet zou boos op je worden. Mogelijk heeft Wilson ook gewoon te veel ontzag voor deze albums om ze aan te durven passen; eigenlijk lijkt hij vooral de best mogelijke versie van het gemankeerde origineel te willen presenteren.

Nick Davis toont wat mij betreft wel het lef dat een remix nodig heeft. Hij nam alle seventies albums van Genesis onder handen en trok ze daadwerkelijk binnenstebuiten. Online kan je analyses vinden waar bijvoorbeeld bij elk liedje van “Trespass” minstens tien duidelijk hoorbare verschillen zijn te vinden. Bij het liedje Visions Of Angels schrapte hij zelfs het hele koorwerk. Terecht wat mij betreft, want daar vloog het nummer totaal uit de bocht en werd het een geluidsbrei. Davis ziet zijn werk als mixer anders dan Wilson; hij wil met de bestaande opnames gewoon de best mogelijke sound krijgen. Hij erkent de eerdere mix, maar trekt zich er ook niet te veel van aan. Zijn versies van de Genesis albums klinken fris, ruimtelijk en levendig. Maar ook anders, en dat is zeker even wennen blijkt. Eerst hoor je alleen wat je denkt te zullen missen. Het grootste verwijt van de fans is dan ook dat hij ‘buiten zijn rol treedt’ door de muziek te grondig te veranderen. Op het internet kan je pagina’s vol aan kritiek lezen van fans die er woest over schrijven, veelal naar aanleiding van een enkele luisterbeurt, waarna ze hun oude Famous Charisma label elpee of cd weer hebben opgezet om snel bij te komen van de schrik.

Steven Wilson is in het door ons beminde genre dan de held van remix geworden. Er is mede door zijn toedoen een status quo ontstaan; geef de mensen gewoon een tikkeltje meer van waar ze al van hielden. Ik vind dat jammer. Recentelijk heb ik eindelijk kunnen ervaren dat Marillion, evenals het oude Genesis, daadwerkelijk geniaal is. Die middag zette ik voor het eerst de recente vinylpersing op van de 2018 remix van “Clutching At Straws”. Wat een genot voor het oor is dat! Ook de nieuwe remixen van Van der Graaf Generator zijn een verademing. Nu nog wachten tot de huidige vinylpersing van 2021 op is, want daarop hadden ze – heel handig – nog de oude mix geprint; misschien ook wel gewoon een vellige keuze van de band.

Strenge regels om gehoorschade aan te pakken

Een opvallend bericht op de voorpagina van de landelijke kranten enige tijd geleden:

Staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid) wil strengere regels invoeren om gehoorschade bij vooral jongeren te voorkomen. Van Ooijen denkt aan het verlagen van het maximum toegestane geluidsniveau op festivals. Hij overweegt ook de gehoorscreening op basisscholen uit te breiden. Voordat hij besluiten neemt, wacht de staatssecretaris eerst het advies van de Gezondheidsraad af. Gehoorschade is een fors probleem, zo werd al vaker geconstateerd, maar is een ondergeschoven kindje.

De discussie al decennia aan de gang, vaak zonder resultaat. Oordopjes worden lang niet altijd gebruikt terwijl ze toch al geruime tijd voorradig zijn. Poppodium de Boerderij maakte jarenlang gebruik van een decibelmeter boven het podium, goed leesbaar voor het publiek. Boven 103 db gaf de meter het aantal decibels in rood aan. Sinds lange tijd is dat niet meer het geval, waarom dat het geval is, ik weet het echt niet.

De meningen van zaaleigenaren zijn divers, blijkt uit een artikel van Live XS, het communicatie-platform van de poppodia en festivals in Nederland en België. Een greep uit de reacties:

  • Onze installatie is van zeer goede kwaliteit, dus die 103 dB is genoeg
  • We houden ons aan die regel. Klachten krijgen we nooit.
  • Ik heb soms zelf wel iets van: het zou wel wat harder mogen b.v. bij zware metalshows en bluesconcerten
  • Er is ook zoiets als gehoorbescherming
  • Ik vind 103 dB nog steeds erg hard
  • Zelfs 90 dB is al schadelijk als je er lang in staat
  • Onze zaal ligt in een woonwijk en daarom ligt het maximum geluidsniveau hier na elf uur s- avonds al lager, op 98 dB
  • Het is als sector goed om onze verantwoordelijkheid niet uit de weg te gaan
  • Wij hanteren bij concerten al een maximaal geluidsniveau van 103 dB
  • Gehoorbescherming staat bij ons altijd al hoog in het vaandel

Iedereen heeft het voor zichzelf dus al goed geregeld, geen reden tot zorg voor de overheid dus. Of toch wel?

Al sinds het midden van de jaren ‘70 ga ik al naar concerten, maar nog nooit met oordopjes, dat zeg ik zonder trots, het is zuiver een constatering. Vooral in de beginperiode, met name in het Rotterdamse Ahoy met zijn slechte akoestiek, kon dat nog wel eens tot problemen leiden. Nog ruim na de show was het zoemende geluid in de oren nog aanwezig, een zoem die soms nog dagen aanhield.

Ik moest er kortgeleden nog aan denken: recent spotte ik nog een plekje vooraan het podium bij een drukbezocht optreden. ‘Wat een mazzel’ was de eerste reactie. Maar in tweede instantie was het toch: ‘oh ja, de PA….’ Ik herinner me dat ik nog net op tijd hersteld was voor het belangrijke slotoptreden van diezelfde band aan de overzijde van het kanaal. Tja….

Voor medewerkers/vrijwilligers van de al eerder genoemde Boerderij geldt al geruime tijd het aanbod om voor maatwerk oordopjes in aanmerking te komen, tegen geringe bijbetaling. Andere zalen kennen een soortgelijke regeling. Ik weet eerlijk gezegd niet hoeveel medewerkers er gebruik van maken, maar er is zeker geen sprake van een 100% score.

Waar komt dat door, wordt het gezien als bemoeizucht? Ontbreekt de noodzaak? Of is het gewoon desinteresse? Ik weet het niet. Oorverdovende pauzemuziek bij sport evenementen is tegenwoordig ook vaker regel dan uitzondering. Het woord ‘beleving’ speelt daarbij een belangrijke rol. Of het nou een voetbal- of volleybalwedstrijd betreft, de DJ is niet meer weg te denken. Eerlijk gezegd mag het best wel een beetje zachter, het zal ook wel iets met leeftijd te maken hebben.

Hoewel: nog maar een paar dagen geleden regende het klachten naar aanleiding van een concert van de Britse rockband Placebo. Er was sprake van ongeloof bij de bezoekers van Ziggo Dome na een snoeihard concert: ‘zelfs met oordoppen was het een marteling’. De Ziggo Dome betreurt in een reactie op Twitter de grote hoeveelheid klachten, maar benadrukt dat het concert onder de gestelde geluidsnorm is gebleven.

Er is een hele reeks bekende artiesten met gehoorproblemen/tinnitus zoals o.a. Eric Clapton, Phil Collins, Ozzy Osbourne, Anthony Kiedis (Red Hot Chili Peppers), Chris Martin (Coldplay) en Brian Johnson (AC/DC). Maar ook dichter bij huis, dan denk ik aan Jan van der Meij (Analogues) en Jett Rebel. Het slechtste voorbeeld is natuurlijk de aan één oor bijna volledig dove hardrock gitarist Ted Nugent. En oh ja, ene Ludwig von Beethoven. Die laatste was natuurlijk niet het slachtoffer van harde omgevingsgeluiden.

Ook ik moet er toch zo langzamerhand aan geloven, mijn collega hielp me er onbewust aan herinneren toen wij beiden een optreden van een favoriete band bezochten. Hij had ze wel in, wat best wel lastig is in een conversatie. Maar oh zo praktisch als het geluidsvolume weer eens de grenzen overschrijdt. Dat zette me toch aan het denken, waarvoor dank. Misschien wordt het daardoor lastiger om te converseren tijdens een concert, maar mijn gehoor is me wel zo dierbaar. Zonder muziek geen leven.

Verslaafd aan dat delicate geluid…

Na het beluisteren van laatste album van Bjørn Riis en de kritische noot in de laatste recensie stel ik voor dat er dringend waarschuwingsstickers komen. Handig voor al die mensen die allergisch reageren op de zoveelste Bjorn Riis met zijn herhaling van zetten op de Fender Stratocaster. Deze sticker zou in de vorm van een enorme alarmbel die alle divisies overstijgen verplicht op de albumhoes geplakt moeten worden zodra er ook maar één open akkoord of lyrisch gejank in de kenmerkende Gilmour stijl erop staat. Hiermee weet de onwetende luisteraar dat hij te maken krijgt met de volgende Pink Floyd kloon en de keus kan maken om deze aan zich voorbij te laten gaan of om zijn verslaving tot zich te kunnen nemen zodat we geen geheimen meer voorgeschoteld krijgen.

Ik moet namelijk een bekentenis afleggen, ik ben verslaafd!

Verslaafd aan…. “The Delicate Sound of Pink Floyd”.

Want wat gebeurt er bij mij allemaal als zo’n kenmerkende gitaaruithaal uit mijn speakers knalt? Er komt dan een muur op me af met allemaal beesten. Ik zie de donkere kant van de maan, al kan het ook zijn dat de wolken mijn beeld verduisteren. Bij elke bemoeienis brabbel ik alleen maar een onverstaanbaar ummagumma terwijl ik staar naar een eindeloze rivier en wenste dat je hier was.

Eigenlijk wil ik alleen maar meer, tot de laatste snede in mijn lijf. Het is de fluitist aan de poorten van de dageraad die mijn kortstondig verval van de rede weer helder krijgt zodat ik nu kan uitspreken: ik ben verslaafd.

Omdat we van Pink Floyd niets meer hoeven te verwachten injecteer ik mij al jarenlang wezenloos met surrogaatgroepen en pseudo-gitaristen die de effectenbak op standje David Gilmour kunnen instellen ook al is dat niet zo moeilijk. Helaas ontberen de meeste de noodzakelijke X-factor om er een zalige gitaarsolo eruit te persen, dus is het een martelgang om de juiste dosis te verkrijgen.

‘The Sky Move Sideways’ en de aansluitende EP ‘Moonloop’ van Porcupine Tree houden mij nog geregeld op de been. Graai graag een willekeurig Mostly Autumn of RPWL uit het rek. En als mij niets meer raakt, dan zoek ik in de donkere krochten van mijn cd kelder ‘Layers Of Stratosphere’ van Raven Sad op of accepteer “The Man Left in Space” van Cosmograf als laatste redmiddel.

Als junkie krijg ik dus geen genoeg van Bjørn Riis. Mij maakt het niet uit of deze Gilmour incarnatie in een jaar tijd twee albums als solist of onder de groepsnaam Airbag uitbrengt. Ook de korte trip op zijn nieuwste EP “A Fleeting Glimpse” neem ik kritiekloos tot me en laaf me aan het gebodene. Het stoort me zelf niet eens dat het nummer Courage to the Sun qua titel als ook muzikaal wel heel erg veel geïnspireerd is op Set The Controls for The heart of The Sun. Hierna trek ik het wel weer eventjes.

Zelf ga ik zo’n waarschuwingssticker er dus afrukken. Ben namelijk nog niet toe aan de afkickkliniek en zit nog vol in de ontkenningsfase om die verslaving aan het heerlijke delicate geluid van Pink Floyd in het algemeen en van David Gilmour in het bijzonder te weerleggen. Kan dus niet wachten op de nieuwste Riis in welke vorm dan ook.

 

Interne Progwereld memo

Beste teamleden,

Er moet mij iets van het hart. We zijn een hecht collectief van progliefhebbers en zetten ons met hart en ziel in om onze lezers te informeren en te enthousiasmeren. En dat doen we volgens mij goed. Onderling hebben we nog wel eens discussies over wat wel en niet prog is en dat houdt ons scherp.

In het afgelopen jaar werden deze discussies wel eens monddood gemaakt met de opmerking “het blijft een persoonlijke smaak”. Smaak. Ik vind het een leeg woord. Evenals het woord ‘respect’ dat te pas en te onpas in de maatschappij wordt gebruikt. De een vindt de nieuwe Porcupine Tree geweldig en de ander zegt er niet eens aan te willen beginnen. Als er dan kritische vragen worden gesteld, wordt het afgedaan met het ‘smaak argument’.

Dit doet mij terugdenken aan 2018. In dat jaar kwam Oak op de proppen met het album “False Memory Archive”. Ik baal achteraf van mijn recensie van dat album. Die is namelijk veel te bescheiden. Het album is zo ongekend goed, ik draai het nog steeds twee tot drie keer per maand. Oak is de formatie die, sinds ik met Progwereld begon in 2001, het meest indruk op mij heeft gemaakt.

Wie schets mijn verbazing? Niemand binnen het team zet dat album in zijn top 10 van 2018. Dan begin je als recensent toch aan jezelf te twijfelen. Ben ik dan gek? Luister ik anders dan jullie? Ik heb destijds een aantal goede vrienden op het album gewezen en allemaal waren ze diep onder de indruk.
Jullie weten zo’n beetje alles over de progressieve rock en jullie kennen je klassiekers. Wat maakt dan dat jullie dat album links lieten liggen? Daarmee hebben jullie jezelf tekortgedaan. En mij gekwetst. En kom nu niet met het ‘smaak argument’, want dat album is briljant. Ja, briljant.

Ik schrijf deze interne memo omdat in november Oak met een nieuw album komt. Ik heb hem al in mijn bezit. Het is niet voor te stellen, maar dat album is minstens zo goed. Gelaagd, intens, diepgravend, coherent en maatschappelijk actueel. Het is ongekend wat dit jonge viertal aan levenservaring in hun muziek weet in te brengen.

Ik zag de eerste recensie al in een magazine voorbij komen. Nietszeggend en je weet gewoon dat de schrijver er niet meer dan één keer naar geluisterd heeft. Ik kan me daar kwaad over maken. Zo doen we dat hier niet.

Het gaat me niet weer overkomen dat straks bij het maken van de jaarlijstjes niemand dit album noemt. Ik wil niet nog een keer voor paal staan. Ik heb jullie hoog in het vaandel staan, dus houd dat zo. Geen gezeik over dat het een kwestie van smaak is. Laat de lezers zien dat je écht smaak hebt en neem dit album op in je top 10 aan het einde van dit jaar.

Nogmaals, ik heb geen zin in discussie, je schikt je maar gewoon. Als je dit album niet kunt waarderen, dan vraag ik me af wat je hier nog te zoeken hebt. Misschien moet je daar eens over nadenken.

Send this to a friend