Na ruim drie jaar keert het Nederlandse Fractal Mirror terug met het meest progressieve album tot nu toe.
De kern van de band bestaat uit Leo Koperdraat en Frank Urbaniak. In de periode na het laatste album, “Close To Vapour”, sloot gitarist Gareth Cole bij de band aan. Gelukkig keerde bassist Ed Haagen na een eerder vertrek weer terug. Ook Brett Kull (Echolyn), die een belangrijke mentor voor de band is, ondersteunt de band. Op dit album verzorgt hij wat achtergrondzang en heeft hij het album gemixt.
Daar waar “Close To Vapour” een meer pop/indie gericht album was, keren de heren met “Beyond Borders” terug naar hun progressieve roots. Dat wordt direct duidelijk wanneer het album aftrapt met Beyond. Het instrumentale stuk blaast me direct helemaal van mijn sokken. Wat een geweldige opener! De spanning druipt ervan af. De toetsen en arrangementen, en dan vooral de Mellotron, worden hier op sublieme wijze ingezet. Daarbij geeft gitarist Gareth Cole meteen een sterk visitekaartje af. Dit is een zalig organisch stuk progressieve rock van de bovenste plank dat best langer zou mogen duren.
De epic Ashes is met 17 minuten het langste nummer van het album. Ook dit ontwikkelt zich heel organisch met sterke overgangen. De productie klinkt prachtig warm en zorgt dat alle muzikanten uitstekend uit de verf komen. De ritmesectie is rete strak en gitarist Gareth Cole levert ook hier bijzonder goed werk af. Leo Koperdraat stuwt met zijn toetsen het nummer tot grote hoogte. Hij weet perfect te doseren, maar vooral als hij met de Mellotron aan de slag gaat krullen mijn mondhoeken ver omhoog.
Leo Koperdraat verzorgt ook de zang en dan komen we bij de achilleshiel van het album. Hij zingt voornamelijk in het laag en dat zorgt voor een wat nijpend, nasaal en vooral monotoon geluid. Vooral in het lange Ashes speelt dat een negatieve rol. Daar waar de muziek weids, groots en meeslepend is, klinkt zijn stem geremd, beperkt en te veilig. Op “Close To Vapour” zingt hij veelal een octaaf hoger en dat zou hier denk ik ook beter passen. Dit maakt ook dat het ingetogen Slip Away niet echt lekker uit de verf komt. Aangezien er veel in gezongen wordt, drukt dat ook een behoorlijke stempel op het nummer. Zou hij nu echt als Nick Cave klinken, dan zou het goed werken. Maar dat stemgeluid haalt hij ook niet. Overigens zijn de stukken, waarin ook achtergrondzang te horen is, wel smaakvol.
Kingdom Of The Lost is een heerlijke song die het beste te omschrijven is als progressieve pop. Het gebruik van akoestische gitaar geeft het nummer zijn warmte, evenals de heerlijke sfeervolle toetsen. De samenzang is hier prachtig, een klein pareltje. En ook het afsluitende Borders is een belevenis op zich. Het heeft een mooi gedragen en rustig middenstuk waarna het nummer helemaal openbreekt met sterke gitaarriffs en wederom zalig toetsenspel. Alsof King Crimson en IQ een samenwerking zijn aangegaan.
Bij Progwereld is het vooral mijn collega Ruard Veltmaat geweest die deze band vanaf het begin heeft gevolgd, maar ik ben bijzonder blij dat hij net nu wat minder tijd heeft om te recenseren. Je mag gerust weten dat ik het album behoorlijk grijs draai. De band wilde met dit album terugkeren naar de progressieve rock en dat is uitermate goed gelukt. Mijn advies voor de band? Houd alsjeblieft deze koers vast en blijf die Mellotron aanslingeren!