Wie is de Cockroach King? Het inmiddels legendarische nummer van het album The Mountain groeide in de afgelopen jaren uit tot de publiekslieveling van de band uit Londen. Velen vroegen zich af waar het nummer toch over gaat. Haken heeft twee albums uitgetrokken om daarop het antwoord te geven.
Op “Vector” (2018) bevinden we ons in een psychiatrische kliniek in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Een patiënt is catatonisch en wordt aan de meest verschrikkelijke experimenten blootgesteld door een sinistere dokter. Het album eindigde abrupt en met een cliffhanger in de vorm van A Cell Divides.
We maken een sprong van twintig jaar in de tijd. We krijgen een diepere inkijk in het Mountain View Institute en horen hoe het onze protagonist uiteindelijk is vergaan, die inmiddels niet meer zo catatonisch is.
En nu draait “Virus” alweer enkele maanden in mijn playlist. Ik denk dat een album bij ons zelden zoveel tijd krijgt om in te slijten, maar vanwege de huidige Corona-crisis is de release keer op keer uitgesteld. Best fijn, zo heeft dit album ruim de tijd gekregen om te groeien in mijn oren. Al was daar minder voor nodig dan bij de voorganger. Trouwens een bizar toeval dat het album zo heet. De titel is al minstens een jaar geleden bedacht, vooral omdat gezocht werd naar een woord dat begint met VI, dat het zesde album moest representeren. Zanger Ross Jennings vertelt erover in het interview dat Progwereld met hem had.
Begrijp me goed, de muziek op “Virus” is nog steeds progmetal van het zuiverste water, maar de muziek is dynamischer en er is meer ruimte voor rustpunten en catchy melodieën. Dat is al meteen te horen in het openingsnummer en de eerste single Prosthetic. Het gaat weliswaar keihard van start met een drumintro, maar kent een van de mooiste refreinen die Ross Jennings ooit uit zijn mond toverde. Mijn zoontje van 4 zingt dit uit volle borst mee, dus dan heb je een idee.
Invasion maakt inventief gebruik van ritmes ter ondersteuning van de zang, en de gitaren – hoewel nog steeds in harde riffs – vallen meer weg in het geheel aan sonisch geweld, zullen we maar zeggen. Dat zet meteen de toon voor de rest van het album; pas in Messiah Complex keert de band terug naar de zwaardere gitaar-riffs. Opvallend detail is dat het nummer eindigt met een outtro die een directe verwijzing is naar de outtro van Nil By Mouth van “Vector”, zoals de band dat live speelt (op het album eindigt het met een fade-out).
Ook het derde nummer is uitgerust met een – misschien nog wel mooier – koortje. Carousel is het langste nummer en toont de Haken zoals we die al sinds “Aquarius” kennen. Zware metalen afgewisseld met melodieuze passages, op tijd gas terug en een hele vette gitaarsolo (afwisselend door Charlie Griffiths en Richard Henshall).
The Strain klinkt als een wanhopige poging van de hoofdpersoon om zijn stem te laten horen. En dat levert een donker, somber nummer op – en het album is al verre van vrolijk. Maar het dient zijn doel in het verhaal van de patiënt.
Met Canary Yellow, verschenen als tweede single, zijn we aanbeland bij de ‘ballad’ die onvermijdelijk op (prog)metalalbums opduiken. Maar Haken zou Haken niet zijn als dit niet de nodige diepgang heeft. Neem bijvoorbeeld de 7/8-beat die drummer Ray Hearne onder het hele nummer legt. Ook krijgen de toetsen van Diego Tejeida meer ruimte en de gitaren laten vooral een clean geluid horen.
Hoewel alle nummers min of meer aansluiten op het concept van de Cockroach King, komt alles uiteindelijk bij elkaar in het in vijf delen gesplitste Messiah Complex. Hier horen we ook veel muzikale verwijzingen naar andere nummers uit het portfolio van Haken. Er zijn ‘reprises’ van Host, Puzzle Box, en natuurlijk van Cockroach King. Hoewel de delen als aparte nummers worden gepresenteerd, gaan ze naadloos in elkaar over en klokt het geheel een dikke 17 minuten. Het zestal van Haken speelt hier op de toppen van hun kunnen en je vraagt je af hoe ze dit ooit live uit moeten voeren. Maar ja, dat dachten we bij Nil By Mouth ook.
We nemen afscheid van de Cockroach King met het passende slot in de vorm van Only Stars. Een rustig kabbelende song met zéér vreemde geluiden.
Om de samenhang niet alleen in concept, maar ook in geluid te garanderen, koos Haken evenals op “Vector” voor samenwerking met producer Adam ‘Nolly’ Getgood, ook bekend van zijn werk met onder meer Devin Townsend. Uit alles blijkt dat het de bedoeling is dat we “Vector” en “Virus” als twee (plaat)kanten van één verhaal moeten zien. Ik raad dan ook sterk aan om ze achter elkaar te zetten in je playlist. Vooropgesteld dat progmetal je ding is, uiteraard.