1993: Marillion staat op een muzikaal kruispunt. Terwijl men twee jaar met het album “Holidays In Eden” heeft rondgetourd, heeft zich in het muzikale landschap een aardverschuiving voorgedaan. Een hele hausse aan nieuwe bands, aangevoerd door Nirvana, Pearl Jam en Soundgarden, weet de jonge massa te bereiken met hun emotionele, harde rockmuziek. En als tegenpool daarvan is er de opkomst van de dance-scène. Marillion lijkt voorgoed gedoemd vast te zitten aan het stempel ‘jaren ’80-band met een eenmalig hitsucces’. En het is niet dat ze niet hebben geprobeerd om het trucje te herhalen. Onder dwang van EMI doet men nog meer water bij de wijn op “Holidays In Eden”, maar zelfs dat mocht niet baten. Het leverde een album op dat aan de ene kant best veel fans aansprak, maar aan de andere kant ook werd gezien als een brug te ver, ‘lean and mean commerciality’ volgens Mark Kelly. Een album dat ook in mijn ogen te tweedimensionaal was zowel op het gebied van de muziek en teksten als productioneel.Muzikale ideeën had men voor de verandering eens een keer in overvloed en om die in goede banen te leiden haalde men weer een oude getrouwe van stal: het conceptalbum. Uitgangspunt is een nieuwsbericht dat zanger / toetsenist Steve Hogarth ooit eens een keer oppikte op de radio over een jonge vrouw die aangetroffen was op de Severn Bridge tussen Engeland en Wales. Niemand wist wie ze was en zelf gaf ze ook geen opheldering: ‘She simply chooses to say… nothing!’. Hogarth gebruikt dit kleine berichtje als startpunt voor een denkbeeldige zoektocht door haar leven op zoek naar aanwijzingen. In Living With The Big Lie poneert hij de stelling dat het leven met al zijn indrukken, kleuren, geuren, mediabombardementen, dit niet mogen maar dat juist moeten, het lawaai, de chaos enz. wel eens haar en vele anderen teveel zou kunnen zijn. Een eerste reactie is om er dan voor weg te lopen (Runaway) of om te vluchten in een waas van alcohol, drugs of anonieme seks (Goodbye To All That). In de loop van het album wordt er ook nog gehint naar een niet erg gezonde thuissituatie veroorzaakt door mishandeling of totale emotionele verwaarlozing (The Lap Of Luxury). Uiteindelijk ziet ze maar één uitweg (The Great Escape) maar is Marillion wel zo clever om het zo ambivalent te houden dat je jezelf blijft afvragen of het verhaal nu een fatale afloop heeft of niet. Het album eindigt echter met het akoestische Made Again op een positieve noot en zo heb ik me altijd voorgehouden dat de jonge vrouw in kwestie zich aan haar oude leven, haar familie, haar miserabele omstandigheden heeft weten te onttrekken en ergens met een schone lei is kunnen beginnen. Hogarth (met wat hulp van tekstschrijver John Helmer) is er op “Brave” in geslaagd om met de teksten en zijn fenomenale zang een heel scala aan emoties aan te boren, die tot op dat moment in zijn werk met Marillion nog niet echt tot uiting kwamen. Hij kreunt, schreeuwt, zingt voluit in de hoogste regionen of fluistert zachtjes in de microfoon, het lijkt hem allemaal zo makkelijk af te gaan. Hij weet met gemak het beste werk van zijn voorganger Fish te evenaren en soms zelfs te overtreffen.
Zo’n achtbaan aan emoties vroeg natuurlijk om een bijpassende muzikale begeleiding en op dat vlak gaan alle remmen los. Allereerst al op het productionele vlak. Eerst wordt er onder leiding van producer Dave Meegan maandenlang in een kasteel in Frankrijk opgenomen om vervolgens nog eens maanden in een studio in Liverpool te spenderen aan alle kleine details, overdubs en effecten. Het resultaat is een album dat bij vlagen soms overvol klinkt. Door middel van extreme stereo-effecten echter weet Meegan alles zijn plaats te geven. Nog steeds wordt mijn aandacht bij elke luisterbeurt onder een hoofdtelefoon weer getrokken door een klein toetsenpartijtje of gitaarriedeltje diep in de mix, die me de vorige keer niet waren opgevallen.
Ook muzikaal zoekt men nadrukkelijk weer aansluiting met het eigen verleden. “Brave” is dan ook weer een onvervalst neo-symfonisch album, maar dan wel met een beduidend donkerder tint en grotere emotionele lading. Het album luistert weg als een groot geheel waarbij nummers soms op een muzikale manier in elkaar doorlopen, maar soms ook op een Pink Floyd-achtige manier door middel van geluidseffecten met elkaar verbonden worden. Muzikaal zoekt de band het in uitersten: de band rockt harder dan tevoren maar speelt ook uiterst breekbaar. Toetsenist Mark Kelly krijgt op dit album, in tegenstelling tot op de voorganger, weer alle ruimte voor het inkleuren van de muziek en kiest voor veel zweverige, atmosferische klanken maar ook allerlei bijzondere klankeffecten. Toch loopt hij niet weg voor gevoelige pianopartijen en een lekker ronkend orgel in de meer heftige stukken van het album. De ritmesectie Pete Trewavas / Ian Mosley is degelijk als altijd.
Maar Marillion wordt op dit album overduidelijk aangevoerd door gitarist Steve Rothery die werkelijk in elk hoekje en gaatje van dit album te horen valt met een breed scala aan gitaarpartijen. Of het nu in de stevige rockers Living With The Big Lie, Hard As Love of Paper Lies is of in het lange, spookachtige Goodbye To All That met al zijn zweverige gitaarklanken of in de symfonische ballade Runaway… Rothery domineert dit album. Het zijn ook deze stevige nummers die door de overvolle productie soms een bijna psychedelisch tintje krijgen. Maar er is ook subtieler spel, zoals hij dat op “Marbles” (2004) veel meer zal laten horen, in de pianoballade The Hollow Man. Of in het atmosferisch titelstuk Brave waarin hij met de nodige akoestische gitaren, ondersteund door een melodie gespeeld op doedelzak en de gelaagde vocalen van Hogarth, een Keltisch sfeertje weet op te roepen. Maar “Brave” is ook zo’n beetje het laatste album waarop we de typische Rothery gitaarsolo’s van eerdere albums nog in overvloed horen. En alsof hij dat al van tevoren wist, slingert hij via dit album er daarom gelijk maar een aantal van zijn allerbeste de wereld in. Runaway is er mee gezegend maar het emotionele hoogtepunt van het album, The Great Escape, heeft er zelfs meerdere. Het is dit symfonische hoogstandje dat ik reken tot één van de allermooiste nummers in het oeuvre van Marillion.
Na “Holidays In Eden” moest het Marillion-blazoen weer nodig worden opgepoetst. Het is geen album dat ik lekker even op zet om ongedwongen naar te luisteren want daarvoor vraagt het, nee, eist het te veel aandacht. De band voer een oncompromisloze koers en het resultaat is een album dat tot op de dag van vandaag mij nog steeds weet te boeien en waarin ik elke keer weer nieuwe dingen weet te ontdekken. In een muziekwereld die gekenmerkt wordt door oppervlakkigheid is dat toch uiteindelijk waar het ons allemaal om te doen is.
Christian Bekhuis