Het is 2008 en Opeth levert z’n negende ‘observatie’ getiteld “Watershed” af. Een album waar met bovengemiddelde interesse naar is uitgekeken, aangezien men de progressieve deathmetal op de afgelopen acht albums al tot in de puntjes heeft geperfectioneerd en vooral Opeth zelf vond dat het nu tijd was voor nieuwe invloeden. Minimaal een béétje angstzweet zal dat hebben gekost, want heden ten dagen is Opeth een grote band en dan geldt: The Mob Rules! Niet verrassend dus dat al ruim voor de feitelijke release legio discussies worden gevoerd over het huidige Opeth. Zoals te doen gebruikelijk levert dit vooralsnog vooral geklaag op en zijn de kwalificaties “slap”, “saai” en “commercieel” niet van de lucht.
Met twee nieuwe bandleden in persoon van drummer Martin Axenrot (sinds 2006) en gitarist Frederik Akesson (sinds 2007, ex Arch Enemy) heeft Mikael Åkerfeldt afscheid genomen van twee oudgedienden (Peter Lindgren 1991 – 2007 en Martin Lopez 1997 – 2006) zodat behalve Mikael alleen bassist Martin Mendez nog tot de (min of meer) originele bezetting behoort. Op zich goede omstandigheden dus voor een koerswijziging…
Opeth’s belangrijkste wapenfeit tot op heden vormt nog altijd het album “Still Life“. Hier was een band te beluisteren die als geen ander in staat bleek brute deathmetal te combineren met wonderschone, betoverende arrangementen. Iets wat weliswaar het geluid van Opeth zou blijven bepalen, maar niet in dezelfde mate. “Blackwater Park” was vooral stevig en mede dankzij de medewerking van Steven Wilson waren nieuwe geluiden zoals toetsen waarneembaar. “Deliverance” was behoorlijk rauw en liet eens temeer een geïnspireerd Opeth horen. Wederom slaagde men erin vanuit een snoeiharde basis de spanning over het gehele album op een constant niveau te houden door met dynamiek te spelen en sfeerverhogende elementen toe te voegen. Fraai voorbeeld hiervan is By The Pain I See In Others waar toetsen op geheel eigen wijze werden ingezet en voor een nieuwe dimensie zorgden. Na “Damnation” was ik persoonlijk opgelucht dat voor “Ghost Reveries” niet langer werd samengewerkt met Steven Wilson, daar zijn invloed anders te groot zou worden.
Met Jens Bogren als co-producer én een full-time toetsenist in de gelederen was op “Ghost Reveries” een herboren Opeth te horen en leverde men één van de beste albums af. Dit zat ‘m onder anderen in het feit dat Oosterse elementen speels en redelijk vanzelfsprekend werden toegevoegd aan de vertrouwde sound. Op The Baying Of The Hounds maakte men succesvol gebruik van jaren ’70 Prog-toetsen wat voor de gewenste ‘vernieuwing’ zorgde.
En nu is de beurt aan “Watershed”. Ik moet bekennen altijd wat onrustig te worden als een band teveel benadrukt dat er ‘iets’ gaat veranderen. Niet omdat daar iets mis mee is maar juist Opeth heeft door de jaren bewezen dat dit het meest effectief is als het spelenderwijs gebeurt.
Als het zachte gezoem van de cd-speler zich laat horen en Coil aangenaam zwoel en enigszins beklemmend start is er vooralsnog geen vuiltje aan de lucht. De vocalen van Mikael worden fraai afgewisseld door de prettig strelende klanken van Nathalie Lorichs. Tegen dit soort vernieuwing maak ik geen enkel bezwaar.
Heir Apparent trekt mijn enthousiasme door als loodzware riffs en rochelgrunts oprukken en mijn kamer vullen. Oh ja, in de limited edition versie krijg je het gehele album in 5.1 DTS bijgeleverd. Mikael zit hierdoor als het ware naast mij op de bank te rochelen en met een lekker glas whisky erbij geeft dat een prettige sfeer. Deze song laat horen dat een vos z’n streken nooit verliest. De spanningsboog is optimaal, de sfeer donker en dreigend, hard en zacht gaan hand in hand en ik ben dankbaar dat een band als Opeth bestaat. Hoe durft men dit “slap” “saai” en “commercieel” te noemen?
Volledig tot rust gekomen verheug ik mij op wat komen gaat en vol vertrouwen treed ik The Lotus Eater tegemoet. Halleluja zeg wat een power, wat een geweld. Toetsen vallen mooi bij en zorgen voor een sinister geluid. ‘The Haunted Mansion’ in Disneyworld heeft er een leuke soundtrack bij. Nee, hier is niets maar dan ook niets mis mee. Dit is wat iedere Opethfan moet willen horen. Halverwege neemt men gas terug en luidt een droog Hammondorgel deel 2 in. Hier pakt men wederom een vertrouwd geluid op door de gitaar van een warme jazzklank te voorzien. Dan schrik ik me even kapot door de confrontatie met een soort “Ian – hit me with your rythm stick – Dury” intermezzo. Hmmm, wel grappig en wat mij betreft nog geen enkele reden tot paniek. Opvallend is dat harde stukken vrij snel en frequent worden onderbroken waardoor het geheel een wat fragmentarisch karakter krijgt.
Burden toont een kwetsbare kant. Het Led Zeppelin geluid vormt een soepel geheel met de cleane zang van Mikael. Toetsen trekken op Deep Purple-achtige wijze van leer en kunnen prima bekoren. Aangezien “Watershed” relatief kort is en we met dit nummer in het vinyltijdperk aan het eind van kant A waren geweest, kunnen we de tussenstand opmaken en stellen dat Opeth tot hier uitstekend werk verricht en de meer ruimdenkende fan niet in de kou laat staan. De oogklep-fan die op enig forum roept dat de cd direct na beluistering van de schijf is verwijderd zal men trouwens ook missen als kiespijn.
‘Kant B’ opent met Porcelain Heart. Zwaar intimiderende gitaar en bas bepalen aanvankelijk het karakter en de nieuwe drummer Martin Axenrot mag zich ook even lekker afreageren. Wel moet gezegd dat dit nummer traag op gang komt en bemerk ik dat de tempowisselingen wat geforceerd aandoen. Dit kan veel beter!
Hessian Peel is het langste nummer op deze cd en klokt als enige boven de 10 minuten. Het geluid van “Still Life” popt direct up, je kunt het slechter treffen. Toetsen vullen op filmische wijze aan, tijd voor een nieuw laagje whisky. Drums eisen een hoofdrol op, komen wat nadrukkelijker naar voren in de mix, klinken droger en jazzy. Een warm bad op een koude winterdag. De vocalen van Mikael zijn clean maar met een rauwe rand wat in de toekomst misschien vaker het geval zal zijn als aanvulling op wat we gewend zijn. Als dit maar niet teveel ten koste van de verslavend diepe grunts gaat? Nee hoor, als je even niet oplet rochelt Mikael onverwacht je trommelvliezen schoon en slaat hiermee een brug naar het geluid van “Deliverance”. Evenals op Burden zijn de toetsen behoorlijk Deep Purplelesk trouwens.
Hex Omega krijgt de eer het album alweer af te mogen sluiten (had ik al gezegd dat de duur van het album beperkt is?) en komt erg snel. Het is overigens wel een waardige afsluiter aangezien het alle elementen van de rest van het album bevat. Hoewel af en toe wordt aangezet doet men het overwegend rustig aan. Naar het einde toe gaat de song dwalen en blijkt de inspiratie weg te ebben. Zou dit verklaren waarom “Watershed” slechts 54 minuten telt?
Ik ben na een behoorlijk aantal draaibeurten, ondanks mijn enthousiasme over het merendeel van de nummers, tot de pijnlijke conclusie gekomen dat Opeth met “Watershed” de weg omhoog die duurde tot aan “Ghost Reveries” niet heeft gecontinueerd. Zeker niet vanwege het feit dat men de bakens heeft willen verzetten, dit verdient louter lof. Nee, eigenlijk vooral omdat men hier juist aantoont dat het vertrouwde geluid het sterkst is. Opeth is ook anno 2008 op z’n best als men vanuit een stevige basis het contrast zoekt, zoveel is wel duidelijk. “Watershed” wordt gered door toppers als Coil, Heir Apparent, The Lotus Eater en Hessian Peel. Vier toppers op een heel album is echter wel wat karig waardoor mij het angstige gevoel bekruipt dat het mooiste van Opeth achter ons ligt. Voor de goede orde, voor al dit moois verdient Opeth minimaal één standbeeld!
Govert Krul