Hoera. Een nieuw album van Haken. En ik keek er met verlangen naar uit, want hoewel ik een overtuigde fan ben sinds “The Mountain” (2013), had ik eerlijk gezegd na verloop van tijd wat moeite met de richting die de band was ingeslagen met het tweeluik “Vector” (2018) en “Virus” (2020). Die twee albums waren in mijn oren aan de harde kant, met minder ruimte voor harmonie en melodie. Ik snap heus wel dat de symfonische rock van de eerste twee albums “Aquarius” en “Visions” niet meer terugkomt – muzikanten en bands ontwikkelen zich gelukkig. Maar de muzikale spierballen van de laatste twee albums waren wat mij betreft wat te veel van het goede. Je ziet het wel vaker, muzikanten die zó technisch vaardig zijn, dat in het geheel te weinig overblijft van de emotie die ook in de muziek moet zitten. En wanneer dat alleen van de werkelijk geweldige zanger Ross Jennings moet komen, dan is dat een kansloze missie. Want ook toetsenist Diego Tejeida leek zich steeds meer te verliezen in virtuositeit, met weinig ruimte om het geheel op te vullen met een toetsentapijt hier of daar.
Maar Tejeida heeft Haken verlaten. Zijn vervanger is Pete Jones, de oorspronkelijke toetsenist, die nooit op een officieel album van de band speelde. Jones is wel te horen op de officieuze demo “Enter the 5th Dimension” uit 2007, waarvan drie nummers een remake kregen (met Tejeida) op de ep “Restoration”. Jones is duidelijk een heel andere toetsenist dan zijn voorganger. Hij kwijt zich virtuoos van zijn taken (benieuwd hoe hij live het oudere werk van Haken speelt), maar legt daarnaast wel waar nodig een symfonisch ondertapijt.
Tot zover de personeelswisseling. Over naar de plaat zelf. Op “Fauna” is duidelijk te horen welke ontwikkelingen de mannen hebben gemaakt door de jaren heen. De puur symfonische rock van de eerste twee albums hoor je maar heel weinig terug, maar je hoort wel uit elke periode invloeden terug. Wat dat betreft is “Fauna” misschien wel het meest complete album van Haken. Er zitten snoeiharde, mathrock-stukken in van “Vector/Virus”, zoals in Beneath The White Rainbow. Je hoort de typische jaren 80-pastiche van “Affinity” in bijvoorbeeld The Alfabet Of Me. En verder hoor je vooral dat ze als geheel ook gewoon weer béter zijn geworden in alles: techniek, compositie, productie.
Qua concept lijkt het album op het eerste gezicht eenvoudig. Alle songtitels verwijzen naar een dier, soms letterlijk, soms indirect. Maar daaronder liggen meerdere lagen en uiteindelijk gaan de songs over mensen of de mensheid. Zo gaat het slotnummer Eyes of Ebony over de bijna uitgestorven witte neushoorn, maar daaronder gaat het over de vader van Richard Henshall, die in 2018 overleed en veel hand- en spandiensten verrichtte voor de band. Openingsnummer Taurus gaat dan weer over de hordes gnoes die over de Serengeti denderen en zo een metafoor vormen voor de Russische invasie van Oekraïne.
Na deze spetterende opening begint Nightingale lekker relaxed, met een jazzy elektrische piano-intro, maar het nummer als geheel heeft zo ongeveer alles wat we kennen van Haken. Zware gitaren, prachtige symfonische vergezichten, maffe deuntjes, ritmewisselingen om je gek te maken (nee hoor, dat is juist wat we willen!), en natuurlijk een waanzinnig mooi refrein. Plus dat alles in krap zeven en een halve minuut. Een absoluut hoogtepunt, en dan zijn we pas bij het tweede nummer.
The Alfabet Of Me is een van de nummers waar de jaren 80 synthesizer de boventoon voert. Het had zo op “Affinity” kunnen staan. Hey, daar is zowaar een ‘ooh ooh oooooh’ koortje, alsof we hier naar een popliedje luisteren. En of dat nog niet genoeg is: een trompetsolo in het laatste kwart! Zei er iemand ‘eclectisch’? Sempiternal Beings brengt ons rechtstreeks terug naar de ingenieuze rock-met-gevoel van “The Mountain”. Ingewikkeld, zonder dat het stoort, want oh, wat zingt die Jennings toch geweldig. En even een speciale vermelding voor drummer Ray Hearne, die hier de ene na de andere drumbreak uitroffelt om je vingers bij af te likken. Rustpunt: mellotron. Zal wel een sample zijn, maar het blijft een van mijn favoriete instrumenten. Vet: gitaarsolo. Op de een of andere manier heb ik ook het gevoel dat er sowieso meer ruimte is voor solo’s van Henshall en Charlie Griffiths. Op andere albums van na “The Mountain” zijn ze me nauwelijks bijgebleven (wat niet betekent dat ze er niet zijn).
Zou Haken een hitje kunnen maken? Als ik zo luister naar Lovebite, waarom niet? De melodie van couplet en refrein doet in niks onder voor moderne alternatieve muziek, die je maar zo op 3FM kunt horen. Het heeft zelfs een heuse bridge, gevolgd door een gitaarsolo. En de prachtige koortjes niet te vergeten (ooowayooo). Dat zou wat zijn; het is ook net onder de vier minuten, het kortste nummer op de plaat.
Met iets meer dan elf minuten is Elephants Never Forget het langste nummer. Jones krijgt hier lekker de ruimte om zijn skills te etaleren. Er zit alles in wat Haken, Haken maakt. Zie mijn opsomming bij Nightingale.
Gelukkig doet Haken niet mee aan de merkwaardige trend dat een album vandaag de dag nog maar maximaal 45 minuten mag zijn (ik kijk naar jou, Steven Wilson!). “Fauna” klokt gewoon een lekker dik uur, zonder aanschaf van special editions met bonusnummers. Nee, de deluxe editie bevat het héle album nog een keer, maar dan instrumentaal; inmiddels een traditie bij Haken. Verder klinkt het allemaal fabelachtig goed. In mijn informatie staat niet wie het heeft geproduceerd, maar wie het ook was: fantastisch werk.
Het is altijd gevaarlijk om het laatste album van een band als hun beste te bestempelen. Soms beklijft het uiteindelijk minder dan je dacht (“Virus”). En om eerlijk te zijn, denk ik dat geen enkel album van deze mannen me meer zo bij de strot zal grijpen als destijds “The Mountain”. Maar dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat het mijn eerste kennismaking was met deze geniale muzikanten. Dus laat ik het maar gewoon zeggen: “Fauna” is het meest complete album van Haken – tot nu toe. Hopelijk staat ons nog veel meer te wachten en kunnen we volgend jaar of het jaar daarop weer precies hetzelfde schrijven.