De laatste keer dat wij jullie informeerden over het Finse gezelschap Swallow The Sun was vorig jaar april door middel van een recensie van het concert in Doornroosje in Nijmegen. In dit verslag schreef ik onder andere dat deze band zich wat statisch op het podium bewoog. Niet geneigd het publiek te vermaken, de mannen speelden puur hun composities en moesten niets hebben van opsmuk, glitter en glam. Soberheid troef en het muzikale aspect was het belangrijkste punt van de performance.
De voortekenen voor dit album waren niet gunstig. De eerste single Innocence Was Long Forgotten werd niet goed ontvangen, door deze recensent niet, maar duidelijk ook niet door de trouwe fanbase op het internet. Verbazing, teleurstelling en zelfs boosheid over de gekozen richting in de reacties op het nummer moet de band toch op zijn minst hebben bereikt, vooral ook na de tweede video What I Have Become. Anderzijds was het ook een moedig besluit van de band om te kiezen voor een producer die geen echte metalproducent is. Dan Lancaster is bijvoorbeeld verantwoordelijk geweest voor de productie van Muse-albums, maar ook van Blink 182. Laat ik vooral niet vergeten te melden dat hij tweevoudig Grammy winnaar is.
Laten we beginnen met de vaststelling dat dit album meerdere keren beluisterd is via een digitale promo, en dat deze recensie niet eerder is afgerond nadat de fysieke cd-versie is beluisterd. Meerdere keren.
De tweede single die ver voor de release van het album verscheen is What I Have Become. Het begint heerlijk rauw zoals we van de Vikingen gewend zijn. Brute riffs, dreiging, maar een sneu refrein waar een boyband zich voor zou schamen. Daarnaast wordt de zang van Mikko Kotamäki verziekt door de mix. En potjandorie, die zanger had ik binnen het genre op een voetstuk staan. Kotamäki is een alleskunner: screams, grunts en cleane zang gaan hem verdraaid goed af. Het maakt deze recensent eens te meer bewust hoe de productie van een cd ervoor kan zorgen dat een briljante zanger klinkt alsof hij de muesli van zijn ontbijt tijdens het inzingen van de nieuwe plaat bij zijn voeten onder de microfoon loost. Gelukkig was dat wel in de eigen studio van Lancaster (als dat letterlijk zou zijn gebeurd). Daar ligt ook precies de pijn betreffende de productie van de vocale lijnen op deze cd.
Over de hele linie klinkt het album wat saai. De band was in het verleden sterk in melodieuze doom, maar de productie zorgt voor een vlak landschap van tracks. Die rauwe doomsound met veel melancholie en melodie is niet verdwenen, maar wel afgezwakt. Zelfs een break in Tonight Pain Believes klinkt daardoor amateuristisch. Op de cd staan veel songs die niet langer dan vier minuten klokken. De titeltrack duurt iets langer dan acht minuten, daarnaast worden er twee tracks op zes minuten afgetikt.
Under The Moon & Sun is eveneens een weemoedig gedrocht dat wordt gedragen door een middenstuk dat glittert en sprankelt, met kitscherig pianospel op het einde. De rauwe grunts van Kotamäki verhelpen dat geenszins. De negen minuten durende titeltrack Shining begint bijzonder, met elektronische beats en melancholische toetsen. Een diepe grom leidt een typerende gitaarlijn in. In essentie is dit intro een kenmerkend aspect van de band, maar hier word je dubbelzinnig geconfronteerd met het gegeven dat de band een modernere sound wil doorvoeren. Het klinkt opgewekt, het leeft, het roept optimisme op, de tekst is ook hoopgevend. Door het elektronische aspect wordt gesuggereerd dat de track een ballade is, nog eens extra versterkt door de melodie. Op het einde een ‘betoverende’ fase, als een rebellerende Disney soundtrack. Het is even wennen voor deze recensent: een positief ingestelde Swallow The Sun. Nu sta ik niet negatief tegenover optimisme, maar de omslag van een specifiek geluid kan soms heftiger uitpakken dan je wilt. Of aankan. We houden het op het midden.
Er zijn zeker positieve aspecten te vinden in deze recensie. Een track die gezien de titel ook wat klef in de productie mag klinken is Velvet Chains en dit nummer heeft een balladachtige aanpak. Je kunt het cynisch opvatten dat die aanpak dan ook uitermate goed is gelukt. Het klinkt zoals het bedoeld moet zijn, glad, maar is desondanks aardig te noemen.
Het mag duidelijk zijn dat ik niet gecharmeerd ben van de productie van deze plaat. Het haalt alle rauwe randjes af van een band die in mijn ogen stoere en ongepolijste muziek maakte, althans tot aan “Shining”, of in ieder geval “Moonflowers”. Een band die geen concessies aan een kenmerkend metalgeluid zou willen doen. Nooit. Je kunt dat een producer kwalijk nemen, maar ook de band zelf. Ik kan mij niet voorstellen dat Juha Raivio en de zijnen dit eindresultaat voor ogen hadden. Zo ja, dan is het businessplan waarschijnlijk belangrijker dan het artistieke aspect. Een compliment moet ik de band wel maken: de titel en de hoes van het album zijn in ieder geval een schot in de roos.