Nog meer “The Dark Side of the Moon” rancune!

Roger Waters wilde een alternatieve versie van zíjn The Dark Side of the Moon. Maar was dat album eigenlijk wel helemaal van hem, of zelfs van Pink Floyd?

Die saxofoon, die op het moment suprême de luisteraar meevoert in de melancholie. Die dameskoren, die dat laagje soul toevoegen. Die lange, dalende akkoordenreeksen, die aanzetten tot levensbeschouwelijke gedachten. Die slepende slidegitaar in de verte. Die fragmenten tussendoor van de gewone man…

Dan weet u het meteen. We hebben het natuurlijk over het debuut van Graham Nash, “Songs for Beginners” uit 1971. Het album dat een jaar na het prachtige “Déjà-vu” van Crosby, Still, Nash & Young verscheen.

Oh, u dacht dat ik het had over “The Dark Side of the Moon” uit 1973?

Ja, nu u het zegt. Dat album toont inderdaad verdacht veel gelijkenissen met de plaat die Graham Nash uitbracht, twee jaar eerder. Zeker het liedje Better Days lijkt gewoon leeggeplukt te zijn qua muzikale ideeën. Het harmoniseren van de samenzang lijkt bijna een-op-een ‘geleend’ door Pink Floyd voor het liedje Brain Damage. Op het internet las ik dat Graham Nash zijn akkoorden misschien wel ‘geleend’ had van George Harrison’s All Things Must Pass. Dat liedje lijkt zo mogelijk nog meer op Brain Damage qua zang en akkoorden. De saxofoonsolo uit Better Days lijkt qua functie overigens op hoe Pink Floyd het instrument inzette bij Us and Them.

There’s Only One van Nash is dan het evenbeeld van Eclipse. Bij de dalende akkoorden van het couplet is eigenlijk alleen de timing van de zang anders. Ook de refreinen komen overheen, met name ook vanwege de inzet van het dameskoor. Eigenlijk gek dat het liedje van Nash midden op kant twee staat en niet op het einde. De slidegitaar van I used to be a King (overigens een van mijn favoriete liedjes) lijkt dan weer terug te komen bij Breathe.

De heren van Pink Floyd hebben zonder twijfel goed opgelet toen ze naar het debuut van Graham Nash luisterden. Bijna alle nieuwe elementen die de band toevoegde aan zijn repertoire komen van “Songs for Beginners”. Het verbaast me dat ik op het internet zo weinig kon vinden over de gelijkenissen, maar ja, wie haalt het dan ook in zijn hoofd om iets af te doen aan “The Dark Side of the Moon”?

In 2007 zou David Gilmour Nash (en ook Crosby) vragen voor achtergrondzang bij de liveshow die op de “Remember That Night” live-dvd zou verschijnen. Een prachtige toevoeging en tevens wel het minste dat hij voor de beste man terug kon doen.

Dat ‘proggie’ jochie van toen

“Goud van Woud”, zo heette de reeks bandjes in de auto van de familie Woudstra – het gezin waar ik me zo rond mijn vijfde levensjaar bewust werd van mijn eigen bestaan. Goud van Woud plus een nummer stond er op de grijze cassettes. Ik meen me nog een #16 te kunnen herinneren. Die oudere bandjes hadden al aardig wat doorstaan; tochten met de caravan naar Spanje, Portugal, Frankrijk – we hadden zelfs met het gezin bij de Wit-Russische grens gestaan; hitte, kou, demagnetisering door het vele afspelen en het rommelige wisselen van de bandjes tijdens het autorijden. Het eiste zijn tol op de weergave. Wat bleef was die 45 minuten afwisselende muziek. En dan omdraaien. Het lag aan de basis van mijn muzikale opvoeding.

Rond mijn veertiende ontwaakte ik als liefhebber van progressieve rock. Dat is een ander verhaal, maar tot mijn achttiende hoorde ik in de auto nog de Goud van Woud-bandjes van mijn vader. Langzaamaan begon ik te beseffen dat ik altijd al een fan van progressieve rock ben geweest. Ik was als zesjarige dol op dat mysterieuze geluidje in Nights in White Satin. Het psychedelische Being for the Benefit of Mr. Kite! van The Beatles vond ik mateloos fascinerend. Hoe gek de zang klonk in die coupletten, zeker op een overstuurd bandje. Dat intro-thema van Eight Miles High van Golden Earring deed iets met me. Ook de wat meer fantasierijke, symfonische vocale muziek als Inch Allah van Adamo en Cat Steven’s Matthew & Son pikte ik eruit als basisschooljongetje.

Mijn eerste conceptalbum-liefde was dan “Alfred J. Kwak” van Herman van Veen en het Residentie Orkest. Een elpee die ik als jongvolwassene ooit uit de kast van mijn vader meenam en nog steeds weleens luister. Op de een of andere manier doet het melancholische kindergeluk, gevangen in de melodieën van Eric van der Wurff, me denken aan die tedere sfeer van “The Snow Goose”. Zo ook aan “Rockpommel’s Land”. Mijn vader’s cd van “Tommy” van The Who hoorde ik ook graag. Op vakantie zongen we die liedjes tijdens het afwassen.

Mijn vader is inmiddels 73. Menig autodealer en hifi-specialist heeft zich intussen achter de oren gekrabd. “Of deze ook te leveren is met een cassettespeler? Dat moet ik even voor u gaan uitzoeken”. De tapes komen ondertussen weer terug. In een film als Guardians of the Galaxy vormen ze een muzikale leidraad. Mijn vader mag zich weer aardig hip voelen met zijn playlists avant la lettre – al vraag ik me af of hij daar zelf weet van heeft. Hij gaat voor zijn volgende vakantie gewoon weer een nieuwe tapen. Vol plezier plakt hij dan het verse labeltje op het plastic omhulsel: “Goud van Woud #23”. Wat daar op staat zal ik waarschijnlijk nooit te weten komen. Maar ja, dat zich niets realiserende ‘proggie’ jochie van toen is ondertussen zijn eigen weg ingeslagen. 

Hommeles in PC Sneek

Sinds 1977 kan men in het Friese Sneek de maandelijkse borrel bezoeken van Progclub Sneek, die van origine eigenlijk ‘Oerfal, Oanfal en Fjochtsjen’ heette (naar het nummer Robbery, Assault and Battery van Genesis). Deze samenkomst vindt sinds haar conceptie plaats in Café ’t Skûtsje, een bruin café met een plakkerige toog, zigeunerschilderijtjes aan de muur, een paar uitgerangeerde gokkasten en een vergeelde foto van het bezoek van Doctorandus P. in april 1981. Op die ene donderdagavond in de maand loopt symfonisch gezind Snits uit om de liefde voor Yes, Rush en Jethro Tull uit te dragen. Vroeger nam oprichter Wiebe de tapes zelf op voor de avond, tegenwoordig houden ze samen, in commissie, een Spotify-lijst bij. Deze is ook online te vinden onder de titel ‘Prog hits Snits’.

PC Sneek heeft als kern het weerbarstige drietal van Wiebe, Siebe en Jelmer. De vrouw van Jelmer, Jikke mag hier tegenwoordig eigenlijk ook toe gerekend worden. Een viertal dan. Door de democratische inslag van het genootschap leidde haar toevoeging aan ‘de kearn’ tot aanvullingen als I Can’t Dance en Owner of a Lonely Heart op de afspeellijst, wat in 2018 heel wat stof deed opwaaien volgens Wiebe. Daar kan ik me als recensent – een positie die uitlokt dat mensen hun sentimenten jegens het genre met je gaan delen – zo wat bij voorstellen.

Ik ben een dagje uitgenodigd om mee te denken, omdat ik van het Progwereld team ‘de meast Fryske namme’ had. En toegegeven; als Woudstra voel ik me best thuis in deze windstreken waar mijn grootouders elkaar vonden. Dat gebeurde toen mijn grootvader, een dienstweigeraar (voor de Duitsers), onderdook bij de boerderij van de ouders van mijn grootmoeder. De vonk sloeg over tussen de Friese velden en naar verluidt hebben ze in de oorlog heel wat afgelachen. Mijn oma zou na de oorlog nog jaren ‘Tjits de Blitz’ genoemd worden, omdat ze zo snel leugens kon verzinnen in gesprek met de Duitse soldaten.

Maar goed, terug naar PC Sneek. “Net alles is goed yn it fredeskamp”, begint voorzitter Wieke terwijl hij half voorover hangt over het tafeltje waaraan het enigszins norse, doch uiterst aimabele viertal is gezeteld. Het is een uur voordat de formele koersborrel gaat beginnen. Wiebe legt uit dat het ledental wat gestagneerd is de afgelopen jaren. Het begon in 2012 toen een fractie zich dreigde af te scheiden van de progclub toen duidelijk werd op de koersborrel dat de progressieve metal toch écht niet gedraaid zou gaan worden. Siebe legt uit dat ze hier achteraf spijt van kregen, want eerder waren er ook wat jongeren geweest die de maandelijkse avonden bezochten. Jelmer kijkt leeg voor zich uit en zucht: “Ik hâld net fan grommen”. In 2016 had de kroegbaas van ’t Skûtsje vanwege het teruglopende bezoekersaantal om een aanvullende bijdrage gevraagd voor de avonden, wat ervoor zorgde dat er ook toegang gevraagd moest worden. In 2018 speelde dat eerder genoemde debacle rondom de popnummers die op de afspeellijst kwamen en sindsdien begon de klad er aardig in te komen.

Met interesse hoor ik hun bekommernis aan. Kort daarna komt de aap uit de mouw. “Kinne jo net skriuwe in moai artikel foar die IO Pages”, stelt Jelmer voor. “Progwereld, it giet oer Progwereld”, voegt Wiebe snel toe. De vier knikken me vriendelijk toe terwijl ze de geschiedenis van hun club opsommen en ervoor zorgen dat de 0.0 biertjes blijven komen. Op dat moment heb ik nog geen ‘ja’ gezegd, maar omdat het viertal zo aandoenlijk en gedreven uit de hoek komt, besluit ik het maar gewoon op te pakken.

Op de koersborrel loopt het café toch nog aardig vol; ik denk dat er zo’n twintig man aansluiten. De bandshirts zijn duidelijk al vaker gewassen en inderdaad; de jeugd ontbreekt. Een man van begin veertig draagt een t-shirt van Opeth, maar hij wordt desalniettemin leuk meegenomen in het geheel. Een aantal gezichten komt me bekend voor; die heb ik al eens bij concerten gezien. Mij wordt gevraagd een woordje te spreken en ik vertel over het reilen en zeilen van Progwereld en hoe ik mijn werk als recensent invul.

Dan komt het agendapunt ‘progressieve metal’ aan bod. De sfeer slaat om; de man in het Opeth-shirt heeft zijn armen nu strak over elkaar en achterin verlaat een oudere muziekliefhebber het café. Ineens kijkt iedereen mij aan en ik voel dat ik nú iets moet doen. Nu. En ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik zelf een enorme liefhebber ben van progmetal. En liegen, dat doe ik niet zo makkelijk als mijn grootmoeder in de oorlog deed. Veel verder dan wat gestamel kom ik dan niet. Dan slaat Jelmer ineens op de tafel: “Ik sei ‘t jo, ik hâld net fan grommen!”, zich niet beseffend dat door het diner van bitterballen zijn stem behoorlijk hees is gaan klinken. Het valt even stil. Ineens is hoorbaar dat I Can’t Dance zachtjes op de achtergrond speelt. Jikke wil haar geëmotioneerde man dan bijstaan, maar dit is nu even niet het goede moment, beseft ze.

Ik ben in Friesland, dit is waar mijn grootouders elkaar vonden. Dit is waar mijn oma met haar improvisatievermogen mijn onderduikende opa redde door de Duitsers met een kluitje in het riet te sturen. “Zal ik jullie eens een verhaal vertellen”, hoor ik mezelf ineens zeggen met luide stem. “Drie maanden geleden was ik bij een progclubje in Zeist en die hebben precies dezelfde fout gemaakt! Ze wilden niet mee met de tijd en deden zichzelf daarmee gruwelijk tekort. Ik snap dat de liefde voor de klassieke progbands centraal moet blijven staan, maar er kan heus een gemengde playlist gemaakt worden om iedereen betrokken te houden! Dat clubje uit Zeist is nu opgedoekt, is dat wat jullie willen?!”. Niets hiervan is waar, ik ben al jaren niet in Zeist geweest en er is bij mijn weten geen clubje daar, maar op de koersborrel slaat de boodschap in als een bom. Wat dan helpt is dat Jelmer zich even verslikt, en zich zodoende even niet kan mengen in de discussie. Dan kan zijn vrouw Jikke hem ook eindelijk bijstaan door hem een paar fikse tikken op de rug te geven.

Kort daarop ben ik het wel eens zat en besluit ik maar eens naar huis te rijden, het is dan al half elf ‘s avonds en ik mag nog een eindje. De dag erop krijg ik een mailtje van Wiebe. Op de koersborrel is besloten dat er een gemengde playlist komt. En dat ik voor het leven geroyeerd ben, want ik was immers degene die dit voorstel er doorheen gedrukt had. Ze zagen uit naar het artikel op Progwereld. En of ik nog een goede Rush tributeband kende. Ik moet nog antwoorden op deze mail, maar voorlopig duik ik zelf even onder.

YouTubers proberen prog; een fenomeen

Op de sociale media is de reactievideo een hit de afgelopen jaren. En iets waar succes mee te oogsten valt groeit doorgaans snel. Zo zijn er dus ook YouTubers die met blanco verwachtingen op muziek beginnen te reageren en die vervolgens verzoekjes krijgen van kijkers en hierdoor merken dat er veel animo is voor eerste reacties op progressieve muziek. Een genre waar de contentmakers van tevoren nog nooit van hebben gehoord.

Zo is de Amerikaanse klassieke componist en muziekdocent Doug Helvering populair. Zijn video over zijn eerste reactie op Genesis’ Supper’s Ready heeft al bijna 300.000 kijkers getrokken en vele duizenden reacties ontlokt. Hij leest zich een beetje in van tevoren en gaat tijdens de opname van de video het nummer voor het eerst luisteren. Uiteraard hoort de kijker de muziek ook. Vanwege zijn kennis van muziek en zijn absolute gehoor kan hij direct inhoudelijk reageren en de bijzonderheden in de composities aanstippen. Bij progressieve muziek zie je hem enthousiast worden van ongewone vondsten of de link leggen naar klassieke componisten die hij goed kent. Soms zie je hem ter plekke verwerken dat in progressieve muziek muzikale routes bewandeld worden die voor hem totaal nieuw zijn qua harmonie of structuur. Zo worden de reeksen van onverwachte akkoorden in Supper’s Ready ontzettend leuk om mee te beleven via zijn verbaasde gelaatsuitdrukkingen.




Een ander voorbeeld van een klassiek geschoolde muzikant die vanuit haar perspectief naar progressieve muziek luistert is Amy Shafer van het kanaal Virgin Rock. Ze maakt eerste reactievideo’s en komt later met een tweede video waarin ze een diepere analyse geeft van het nummer dat ze behandelt. Hieronder haar reactie op Firth of Fifth van Genesis.




Een andere verschijning is die van de liefhebber van een ander genre, hiphop, die zichzelf voor het eerst blootstelt aan progressieve rock. In de video hieronder van Airply Beats zie je twee hiphopliefhebbers in hun studio voor het eerst luisteren naar hetzelfde Firth of Fifth. De reactie draait dan minder om de muziekinhoudelijke kennis, maar het plezier om te zien hoe outsiders reageren op de muziek die alle kanten opgaat en eindeloos nieuwe ideeën blijft introduceren: “They do whatever the hell they want”.




De Nigeriaanse Enny Fash reageert puur vanuit haar gevoel en emotie op wat ze hoort. In de onderstaande video reageert ze (ook weer) op Firth of Fifth en eigenlijk is haar reactie bijna een verrijking op je eigen luisterervaring. Je ziet aan haar gezicht dat ze van alles beleeft, van verwondering, opluchting tot verdriet: “It’s like my mind is about to explode”.




 

Sommige YouTubers gaan nog een stap verder. De hiphopper Lil J steekt er voor de gelegenheid maar even een joint bij op als hij “The Dark Side Of The Moon” in zijn geheel luistert, beleeft en van commentaar voorziet: “This one’s trippy too” (bij On the Run).




Een persoonlijke favoriet van mij is Elizabeth van het kanaal The Charismatic Voice. Zij is een klassiek geschoolde zangeres en de ongekroonde kampioen gezichtsuitdrukkingen van YouTube. Haar focus ligt op de zangtechniek, maar met name haar enthousiasme voor alles wat er gebeurt in de muziek is erg aanstekelijk. In de video hieronder luistert ze naar Tom Sawyer van Rush. Een band waar ik normaal niet van kan genieten, maar ik ben hier toch even aan het twijfelen gebracht.




In conclusie: je bent zo een paar uur verder als je begint te kijken naar reactievideo’s. En ze zijn nog eens heel leerzaam ook. Of het nu gaat om achtergronden en muzikale analyse of juist om pure reacties vanuit de emotie; alles kan bijdragen aan de verrijking van je blik op een liedje. Het valt me op dat reacties op de tekst ook verdiepend kunnen zijn. Zo zie je de eerder genoemde Lil J echt even stilvallen als hij de tekst van Time voorgelezen heeft en in zich opneemt. Dan kan je zelf weer even mee in die verwondering.

Als laatste nog even dit. Progressieve rock is een genre waarbij er met name witte muzikanten en luisteraars zijn. Het is prachtig om te zien dat de muziek van bands als Genesis en Pink Floyd een taal gebruikt die culturele achtergronden overstijgt. Ik zou het persoonlijk prachtig vinden als er meer diversiteit komt in de hoek van de progrock. Het genre heeft de neiging om alle invloeden als een spons op te zuigen en er iets nieuws van te maken, dus we kunnen álle culturele achtergronden goed gebruiken.

Special: De Tsjechische band Blue Effect

Onze specials gaan veelal over de reeds bekende Europese groepen, maar aangezien we Progwereld en niet Progbubbel heten, leek het ons ook leuk om aandacht te besteden aan bands die in andere regio’s succesvol waren in de jaren zeventig. Bands die hier nauwelijks een voet aan de grond hebben gekregen, maar wel degelijk prachtige albums hebben opgenomen. De tweede band die we in dit kader bespreken is het Tsjechische Blue Effect. Een eerdere aflevering ging over de Argentijnse band Arco Iris.

Tijdens de Koude Oorlog was er ooit een door een IJzeren Gordijn gehulde samenleving. Een reeks Europese landen met jeugd, met instrumenten, met ambities, met creatieve ideeën en met illegale platenmarkten in kelders van oude gebouwen. Plekken waar je mysterieuze, bijna buitenaardse muziek kon horen. Alle Westerse muziek was streng verboden, maar toch waren er smokkelaars die de muziek over de grenzen van het Warschaupact wisten te krijgen. Zo ontstonden in deze communistische landen eind jaren zestig ook blues-, rock- en psychedelische popscenes.




Vanaf 1973 zou ook de progressieve rock overwaaien. In Polen werd SBB bekend, in Joegoslavië had je Leb I Sol, in Slowakije werd het vaandel gedragen door Fermáta. In Tsjechië werd Blue Effect onder leiding van gitarist Radim Hladíc de bekendste band van het nieuwe genre, al was Flamengo, eveneens uit Praag, ook populair. In al deze bands hoor je invloeden terug van Mahavishnu Orchestra en vele zouden voornamelijk instrumentale prog/fusion muziek maken. De teksten die ze wilden zingen zouden ervoor zorgen dat de muziek door de communistische regeringen verboden zou worden, al werd SBB in Polen zo enorm geliefd dat het moeilijk was hen terug te fluiten. De muziek van deze bands zou nauwelijks bekend worden in het Westen en pas in het tijdperk van het internet herontdekt worden door de fanatiekere verzamelaars van progressieve rock afkomstig uit de seventies.

Om de Tsjechische dienstplicht te ontlopen had je een zogenaamd ‘blauw boekje’ nodig, dat in 1968 de inspiratie vormde voor de bandnaam The Special Blue Effect. In 1969 had deze band met zijn eerste single Slunečný hrob/I’ve Got My Mojo Working al gelijk succes en ook de ep die erop volgde werd een hit. In 1968 werd de politiek gedreven ‘Normalization’ ingezet in het land, wat ervoor zorgde dat de band voor het debuutalbum “Meditace” zijn teksten moest herschrijven. In deze fase speelt de band nog psychedelische bluesrock, die niet bijzonder interessant is voor luisteraars van het progressieve genre. Het album werd ook in het Engels uitgebracht in 1971 als “Kingdom of Life”. In dat jaar werkte de band ook samen met Jazz Q op het album “Coniunctio”, waarop een combinatie van rock en freejazz te horen is.




In dat jaar ontwikkelt de band met Radim Hladík op gitaar, Lesek Semelka op toetsen, Jiri Kozel op basgitaar en Vlaco Cech op drums zich tot de eerste progressieve rockvorm die het zou aannemen. De bandnaam verandert naar Modrý Efekt of in het kort M Efekt. In samenwerking met het jazzorkest van de Tsjechische radio zou de band een ambitieuze instrumentale plaat opnemen vol hardrock, prog, jazz en bigbandmuziek. Zeg maar, een soort vroege Chicago in de volgende versnelling, of misschien een beetje zoals “The Valentine Suite” van Colosseum. “Nová Syntéza” lijdt een beetje onder de ietwat gedateerde opnamesound, maar het enthousiasme en de energie spatten er van af.




Hladíc ontwikkelt zich in deze tijd tot een soort Tsjechisch evenbeeld van Jan Akkerman. Hij speelt snelle, expressieve loopjes op zijn Les Paul en weet ook in ingewikkelde akkoordenschema’s zijn weg te vinden. In 1974 neemt de band een tweede deel op, dit keer ook met zang en meer uitgebreide – zeg maar gerust epische – liedstructuren. Het titelnummer van “Nová Syntéza 2” duurt maar liefst 22 minuten en wordt wel gezien als een van de beste epics van het communistische blok. Op dit album speelt ook basgitarist en violist Josef Kůstka mee met de groep.




In 1975 brengt de band ook zijn eerste heavy progalbum uit, genaamd “Modrý Efect & Radim Hladík”. Na dit album verlaten Semelka en Kůstka de band om zelf Bohemia op te richten. Op het album “Svitanie” uit 1977 komt de band dan ten tonele met deze bezetting: Radim Hladík op gitaar, Oldřich Veselý op toetsen, Fedor Freso op basgitaar en Vlado Čech achter het drumstel. Door de personeelswisselingen kan de band artistiek doorgroeien en op “Svitanie” is de band dan ook voor het eerst duidelijk een symfonische progband met orgels en synths.




Na dit album verlaat Fredor Freso de band weer en keert toetsenist Lesek Semelka terug. Op de albums “Svět Hledačů” uit 1979 en “33” uit 1981 zal de band een modern symfonisch rockgeluid hebben met moderne fusioninvloeden. Deze albums worden uitgebreid besproken in de recensies bij deze special.




In de jaren 80 zal de band wederom veel personeelswisselingen hebben en zal gitarist Hladík het enige vaste lid van M Efekt zijn. Dit leidt ook tot het einde van de band, al zal de band in 1992 én 1999 een reünie hebben. Vanaf 2004 zal Hladíc, omringd door een jongere generatie muzikanten, nog tot 2016 optreden. In december 2016 overlijdt hij en wordt aangekondigd dat M Efekt/Blue Effect definitief opgehouden is te bestaan.




Ondanks het politieke klimaat van het communistische Tsjecho-Slowakije weet Blue Effect/M Efekt een bijzondere discografie op te bouwen, waarin de schreeuw om bevrijding helder doorkomt. De band is ongekend energiek, soms wat over de top, maar altijd inventief en zelfs behoorlijk origineel. De twee “Nová Syntéza”-albums, onlangs opnieuw uitgebracht op Opus Records, zijn interessant voor liefhebbers van brassrock met een progressieve inslag. De albums daarna zijn complexer, meer eclectisch en qua klank meer in het straatje van de symfonische prog- en fusionprogliefhebber.

Lees ook onze recensies van vijf albums van deze band:

Nová Syntéza

A Benefit Of Radim Hladík

Svitanie

Svet Hledacu

33

 

Special: de Argentijnse band Arco Iris

Onze specials gaan veelal over de reeds bekende Europese groepen, maar aangezien we Progwereld en niet Progbubbel heten, leek het ons ook leuk om aandacht te besteden aan bands die op andere continenten succesvol waren in de jaren zeventig. Bands die hier nauwelijks voet aan de grond hebben gekregen, maar wel degelijk prachtige albums hebben opgenomen. De eerste uit deze reeks is Arco Iris.

Het Argentijnse en dus Spaanstalige Arco Iris  (vertaald: regenboog) was een atypische groep in haar tijd. Na een paar mislukte singles eind jaren 60 kwamen ze in aanraking met ex-model en yoga-goeroe Danais Wynnycka “Dana” en gingen ze in een commune wonen. Daar leefden ze naar verluidt een sober en celibatair bestaan, in contrast met de rest van de Argentijnse rockscene, die voor zijn inspiratie sterk leunde op het gebruik van (soft)drugs. Toch pakte de invloed van Dana direct positief uit; het naar haar vernoemde liedje Blues de Dana werd hun eerste hit.

De geschiedenis van blues, rock’n roll, rock en ook progressieve rock in Zuid-Amerika is altijd nauw verbonden met de politieke werkelijkheid van de dag. In Argentinië, waar het Peronisme sinds de Tweede Wereldoorlog de dominante politieke stroming was, was er gedurende de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig relatief veel vrijheid van expressie.

In de jaren zestig waren de Argentijnse bands diep onder de indruk van de Amerikaanse rock’n roll en de Engelse beatmuziek geweest, maar richting het einde van de sixties leek juist het integreren van de Argentijnse muzikale identiteit leidend te worden. De schoonheid en poëtische invloed van de tangomuziek deden hun intrede in de rock. Naast de genoemde invloeden waren de bandleden van Arco Iris ook sterk beïnvloed door hun spirituele gedachtegoed en de invloeden van de inheemse muziek van het Andesgebergte.

Op het ietwat ongepolijste debuut van Arco Iris uit 1970 rekent de band af met zijn beatinvloeden en maakt hij indruk met een psychedelische en melodische folkrock-sound. Het potentieel van de band om sterke melodische songs te schrijven is al duidelijk hoorbaar. Gustavo Santaolalla was de belangrijkste componist, de gitarist en zanger van de groep. Ara Tokatlian speelde fluit, sax en toetsen. Guillermo Bordarampé was de bassist. Op het debuut speelt hij ook cello en percussie. Dana zou incidenteel zingen in de band. Later zou drummer Horacio Gianello zich bij de groep voegen.

In de jaren 70 kwam de songwritersfolk van Bob Dylan overwaaien en begonnen steeds meer Argentijnse bands te experimenteren met het hardrock geluid. Arco Iris bevond zich ineens in een cultureel landschap waar zowel de folkies als de rockers hun muziek omarmden. Hun derde album “Sudamérica o el Regreso a la Aurora” (Zuid-Amerika of de terugkeer naar de dageraad) uit 1972 sloeg in als een bom. Deze eclectische dubbelelpee staat bekend als de eerste Spaanstalige rockopera. Met een professionele sound, schijnbaar eindeloze inspiratie en een uitzonderlijke speelduur van honderd minuten weet Arco Iris een progressief meesterwerk van formaat aan de man te brengen.

In Argentinië is dan ook meteen de progressieve kurk van de fles. In 1973 komt het Chileense Los Jaivas naar het land om de politieke dictatuur van Pinochet te ontvluchten. Andere bands beginnen met het spelen van progressieve folkrock, zoals Contraluz, Espiritu en Suie Generis. 

In 1975 kiest Arco Iris voor een meer symfonische benadering op het album “Agitor Lucens V”, wederom een dubbelelpee. Op het album behandelt de band de vermeende contacten tussen aliens en de inheemse bevolking van Zuid-Amerika. Wederom zet de band daarmee de toon voor de Argentijnse prog, want een jaar later volgen debuutalbums van symfonische groepen als Alas en Crucis en de heavy proggroep El Reloj.

Later in 1975 verlaat frontman Gustavo Santaolalla de band. Hij voelt zich te veel ingeperkt door de leefwijze in de commune. In 1976 neemt hij een album op met de stemmige folkband Soluna, maar kort daarop verhuist hij naar Los Angeles waar hij zich richt op de wavemuziek die dan populair is. Uiteindelijk zal hij dan het meest bekend worden als componist van filmmuziek waarvoor hij twee Academy Awards wint met zijn soundtracks voor Brokeback Mountain in 2005 en Babel in 2006. Ook kan je zijn muziek gehoord hebben in series als Jane the Virgin en Making a Murderer.

In 1977 zal Arco Iris met de overgebleven leden, bassist Guillermo Bordarampé en blazer en multi-instrumentalist Ara Tokatlian, opnieuw het daglicht zien. Gitarist Ignacio Elisavetsky komt bij de band, evenals drummer Jose Luiz Perez. Zonder de folk-invloeden van Sanaolalla beweegt de groep zich richting het progfusion genre. Het album “Los Elementales” stelt fans teleur, maar wordt binnen de bredere progressieve rockscene gezien als een sterke laatste plaat van de band.

Het vrije, creatieve tijdperk van Argentinië loopt steeds meer op zijn einde door de militaire coup van Videla in maart 1976. Ook de overige bandleden van Arco Iris verhuizen dan naar de Verenigde Staten, waar ze neerstrijken in een hutje in Californië. Vanuit daar zullen ze zich volledig richten op fusion en new age-muziek en werken ze als begeleidingsband voor onder andere Herbie Hancock en Chester Thompson. Er volgen door de jaren heen nog vier albums onder de vlag van Arco Iris, maar deze zullen niet behandeld worden in deze special vanwege hun new age-sound. Op het album “Faisán Azul” uit 1983 hoor je echter nog steeds de inheemse folklore en de invloed van zangeres en goeroe Dana. Na een laatste album uit 2012 komt er dan toch een einde aan de regenboog.

In de nasleep van het progressieve tijdperk zal de Argentijnse band Serú Girán vanaf 1979 hits scoren in Argentinië en uitgroeien tot de ‘Argentijnse Beatles’. Door hun mix van snelle, catchy songwriting en bijzondere integratie van technisch muzikantschap worden de drie albums, uitgebracht tussen 1979 en 1981, een groot succes.

De muziek van Arco Iris in het tijdperk 1972-1977 wordt vandaag de dag gezien als de meest invloedrijke bijdrage aan de Zuid-Amerikaanse progressieve muziek. En hoewel de band in deze periode maar vier albums opnam, is het toch een behoorlijke catalogus omdat er twee dubbelaars tussen zitten. Hun unieke mix van inheemse folkloremuziek en beeldende symfonische rock geeft ze een uniek geluid. Een geluid dat ook vandaag de dag nog zeer genietbaar is. 

Lees ook onze recensies van vier albums van deze band:

Sudamérica – o el Regresso a la Aurora

Inti Raymi

Agitor Lucens V

Los Elementales

 

De Argentijnse fruitschaal (met oventip!)

‘Arco Iris’ is een zonnige gemeente in Brazilië. Het is Spaans voor ‘regenboog’, maar het is ook de naam van dé progressieve rockband van Argentinië van de jaren 70. In deze tijd had progressieve rock nog de neiging om kleuren en smaken van zijn land van herkomst te absorberen. Het smaakpallet van Arco Iris bestaat uit een mix van psychedelische soul, Argentijnse folk en jazzy progressieve rock. Daarnaast was hun vrouwelijke yogagoeroe Danais Wynnycka, met wie de band samenleefde in een commune, van invloed op hun muziek en de thematiek die ze tekstueel aansneden. Natuurlijk alle reden om eens een elpee te bestellen toen deze op het online menu verscheen.

Na een paar weken wachten en financieel bijkomen van de aanschafprijs was het dan zover; een gloednieuwe dubbelaar van “Agitor Lucens V”, uitgebracht in 1975. Een lust voor het oog; die wazige cover met foto van een UFO-waarneming. Ook weer erg relevant nu. Wanneer het vinyl uit het papier komt voelt het echter meteen al niet goed. Ik leg de plaat op de eettafel. De buitenste randen van de plaat staan centimeters hoger dan het label waarop de plaat rust. Nee toch. Zelf heb ik geen goeroe om me bij dit soort existentiële wanhoop tot te richten. Dan maar het internet op, daar is altijd wel een goocheme jezuïet die je verder kan helpen.

Gevonden! Een gerecht voor vinyl à la droit:

  • Men neme twee glazen platen en twee rechte stukken karton. Zorg ervoor dat ze allemaal kaarsrecht zijn en geen bobbels hebben;
  • U bouwt de sandwich als volgt op: een laag glas, een laag karton, de elpee, een laag karton en u eindigt met de laatste glasplaat;
  • Laat het vinyl gedurende veertig minuten slinken in de oven;
  • Haal de gehele sandwich uit de oven en laat deze twee uur koelen op een recht oppervlak;
  • U kunt het glas en het karton verwijderen en het vinyl serveren op 33 toeren.

Uiteraard heb ik het recept zelf zo netjes mogelijk doorlopen. Het resultaat? De langspeler is ietsje rechter, maar ook ietsje minder rond van bovenaf bekeken. Op de draaitafel klinkt hij compleet verdraaid. Dit betekent uiteraard het einde van mijn geduld en ik kan het dan ook niet laten deze schijf des onheils als een afgedane frisbee uit het raam te kegelen. Ik heb uiteraard meteen spijt als ik de plaat van Arco Iris gracieus zwevend achter de hoge bomen zie verdwijnen. Even lijkt het of er een zilveren gloed verschijnt van achter de boomtoppen, of heb ik me dat verbeeld? Ik zag toch echt een flits. Het kan goed zijn dat iemand uit mijn wijk die dag een melding heeft gedaan van een niet te duiden vliegend voorwerp.

Gelukkig blonk er goud aan het einde van de regenboog. Na foto’s te hebben gestuurd aan de Argentijnse verkoper kreeg ik na een paar weken een nieuwe elpee opgestuurd die bijna helemaal mooi recht was. Bijna. Plop. Plop. Plop. Met grote voorzichtigheid en gepast ontzag ga ik met dit album vol magische klanken om. De tweede elpee van de eerste dubbelaar die ik ontving staat nog bol. Deze staat nu sierlijk op de eetkamertafel, mooi gevuld met een kleurvol pallet aan fruitsoorten. 

Overigens wel een interessante band voor een special ooit… 

 

Lef en conformisme: de remix

Liefde voor muziek hoeft niet gepaard te gaan met liefde voor de weergave ervan. Lees; niet elke progger is ook een audiofiel. Voor mij is dat anders, ik vind het heerlijk als de muziek geen geheimen voor me heeft. Tegelijkertijd kan ik nog steeds volop geraakt worden als ik een favoriet liedje even vanaf mijn telefoon afspeel.

Ik heb ook de ervaring dat door een remix van een klassiek seventies album, zoals bijvoorbeeld bij “Nursury Cryme”, mijn waardering voor dat album enorm kan toenemen. Voor mij was de originele troebele mix op de persing van het ook niet al te beste Famous Charisma label gewoon nauwelijks beluisterbaar.

Voordat ik dieper op de remix inga, wil ik eerst even wat ophelderen over wat een (re-)mix eigenlijk is. Bij dat proces ben ik meermaals nauw betrokken geweest als gitarist en daar heb ik best wat van opgestoken. Bij het opnemen van een album begin je uiteraard met het opnemen van de instrumenten. Bij de mixage kies je welk instrument welke plaats krijgt in de geluidslandschap. Gitaar links of recht. Drums in het midden of zoals bij sommige sixties albums meer aan één kant. Ook ga je de instrumenten equalizen en beïnvloed je de klankkleur. Klinkt de gitaar wollig of knisperend helder. Heeft de zang een galmpje of klinkt hij ‘droog’.

Het allermoeilijkste van mixen is dat veel instrumenten overlap hebben als het gaat om hoge, lage of midden frequenties. Een keyboard en een gitaar zitten al snel in elkaars vaarwater. Het is dan ook helaas niet anders; als je elk instrument individueel het mooist laat klinken en daarna alle sporen open zet, klinkt het totaal nergens naar!

Bij een remix kan je de muziek dus echt behoorlijk veranderen. Het is dan ook interessant hoe verschillende producers daar anders over nadenken. Neem Steven Wilson, bijna al zijn remixen zijn eigenlijk zéér getrouwe kopieën van het origineel. Ja, ze zijn een heel klein beetje ruimtelijker of meer helder, maar eigenlijk vind ik dat hij de echte problemen van de originele mixen behoudt. Bij Yes knallen de basgitaar (die bij Chris Squire weinig onderlaag heeft) en de gitaar van Steve Howe nog precies even onhandig door elkaar heen. En voor een goede reden. Doe je dat niet, dan breekt online de pleuris los. Je kán de basgitaar bij Yes niet lager laten klinken om zo ruimte te maken voor de instrumenten die wel daar horen te zitten. Het internet zou boos op je worden. Mogelijk heeft Wilson ook gewoon te veel ontzag voor deze albums om ze aan te durven passen; eigenlijk lijkt hij vooral de best mogelijke versie van het gemankeerde origineel te willen presenteren.

Nick Davis toont wat mij betreft wel het lef dat een remix nodig heeft. Hij nam alle seventies albums van Genesis onder handen en trok ze daadwerkelijk binnenstebuiten. Online kan je analyses vinden waar bijvoorbeeld bij elk liedje van “Trespass” minstens tien duidelijk hoorbare verschillen zijn te vinden. Bij het liedje Visions Of Angels schrapte hij zelfs het hele koorwerk. Terecht wat mij betreft, want daar vloog het nummer totaal uit de bocht en werd het een geluidsbrei. Davis ziet zijn werk als mixer anders dan Wilson; hij wil met de bestaande opnames gewoon de best mogelijke sound krijgen. Hij erkent de eerdere mix, maar trekt zich er ook niet te veel van aan. Zijn versies van de Genesis albums klinken fris, ruimtelijk en levendig. Maar ook anders, en dat is zeker even wennen blijkt. Eerst hoor je alleen wat je denkt te zullen missen. Het grootste verwijt van de fans is dan ook dat hij ‘buiten zijn rol treedt’ door de muziek te grondig te veranderen. Op het internet kan je pagina’s vol aan kritiek lezen van fans die er woest over schrijven, veelal naar aanleiding van een enkele luisterbeurt, waarna ze hun oude Famous Charisma label elpee of cd weer hebben opgezet om snel bij te komen van de schrik.

Steven Wilson is in het door ons beminde genre dan de held van remix geworden. Er is mede door zijn toedoen een status quo ontstaan; geef de mensen gewoon een tikkeltje meer van waar ze al van hielden. Ik vind dat jammer. Recentelijk heb ik eindelijk kunnen ervaren dat Marillion, evenals het oude Genesis, daadwerkelijk geniaal is. Die middag zette ik voor het eerst de recente vinylpersing op van de 2018 remix van “Clutching At Straws”. Wat een genot voor het oor is dat! Ook de nieuwe remixen van Van der Graaf Generator zijn een verademing. Nu nog wachten tot de huidige vinylpersing van 2021 op is, want daarop hadden ze – heel handig – nog de oude mix geprint; misschien ook wel gewoon een vellige keuze van de band.

Een cocon van troost en de recensentenkamer

Er is altijd wel iets nieuws in dat hoekje tussen mijn linker speaker en mijn stereomeubel. Daar staat het rijtje nieuw vinyl; muziek waar ik me mee aan het verbinden ben. Muziek die op de schopstoel staat of muziek die eerder zonder de verdiende aandacht de kast in is verdwenen. Want er was al weer iets nieuws. Er is altijd wel iets nieuws.

Vandaag had ik er even goed de pee in. Onlangs ben ik begonnen met mijn nieuwe baan en die is zogezegd nógal pittig. Gisteren had iets me in het bijzonder geraakt en eigenlijk was ik er een dag later nog niet van af. Het was tijd voor troost, voor de warmte van muziek. Kent u dat? Dat je je door bepaalde muziek zo ontzettend gezien en erkend voelt? Dat als dat die warmpjes door de kamer galmt, het een soort veilige cocon om je heen vormt? Getrouw liep ik naar dat hoekje tussen de linker speaker en het stereomeubel, maar daar aangekomen kwam ik tot stilstand. En ik had daar prima zo nog even kunnen blijven staan; versteend, geblokkeerd.

Opeens bekruipt me het besef dat ik al maanden niet naar mijn favoriete platen luister. Al een half jaar niet. De muziek waar ik van houd. Onder de naald beland telkens weer muziek waarmee ik mezelf nog bekend aan het maken ben, die eigenlijk nog vreemd voor me is. Die me nog helemaal niet dat warme gevoel geeft. Muziek die misschien wel helemaal geen plek in mijn leven gaat innemen.

Tijd om dat verschrikkelijke rijtje eens naar de achterste hoek van de kamer te bonjouren. Ik wil die – overigens prima – muziek voorlopig niet meer zien. Ik ben begonnen aan een nieuwe baan in een vakgebied waar ik nog niets van wist. Nu is het is tijd om me te gaan omringen met bekendheid als ik thuis kom. Tijd voor de acid-melancholie van een liedje als Mary, Mary, So Contrary van die “Monstermovie” elpee van Can. Dat is nog eens thuiskomen. En die warme remix van Genesis’ “The Musical Box”, daarbij voel ik me betrokken. En dan nog eens even goed mentaal uitwaaien op House With No Door van Van Der Graaf Generator. Dat is nog eens edele eenzaamheid.

Als ik even de gang op loop om te checken of de voordeur al op slot is, ligt er een vierkante enveloppe op de deurmat. Iets nieuws. Diepe zucht. Zoek het uit.

Waar het hart vol van is…

“Bandjes zoals Pink Floyd of neem bijvoorbeeld Bohemian Rhapsody van Queen, dát is progressieve rock. Allerlei verschillende invloeden, een liedje met een bijzondere vorm. Drama en virtuositeit, Alleen dan meestal wat minder glamoureus. Oké, Ik zal er niet te lang over doorgaan.”

Vanavond ga ik weer eens op date. Momenteel gebruik ik een app waarbij je net als bij Tinder profielen kan ‘liken’, alleen kan je hier niet eerst appen. Je krijgt bij wederzijdse waardering van elkaars digitale persoon meteen een datumplanner. En dan ga je dus op date. Zo ook vanavond. Twee keer afzeggen zonder goede reden en ze gooien je van de app af. Prima systeem, met name dat je niet eerst twee weken aan het appen bent en elkaar daarna nooit meer spreekt bij een tegenvallende date.

Vanavond gaat ze, deze tot dusver in mysterie verhulde dame, dan vertellen wie ze is en wat ze allemaal met haar leven doet. Vrouwen van mijn leeftijd, zo rond begin-dertig, hebben zichzelf wel gevonden. Ze hebben een carrière, ze verdienen en wonen niet zelden beter dan ikzelf. Dat maakt me niet zo veel uit, wat ik graag wil weten is of ze een échte passie heeft. Of ze iets najaagt wat haar verder weinig oplevert op de maatschappelijke ladder of respect afdwingt bij haar vriendengroep. Gewoon iets wat haar fascineert. Misschien iets met geschiedenis of filosofie. Of nog beter; iets cultureels. Of ze zich nog kan voelen als een kind dat later astronaut wilt worden.

Dat zou fijn zijn, want ik mag daarna gaan uitleggen dat ik recensent ben bij een website van een muziekgenre waar ze überhaupt nog nooit van gehoord heeft. Dat ik een bloedfanatieke verzamelaar ben van veelal vergeten muziek. Dat ik concerten bezoek waar ik de enige ben die zijn jonge blonde haar nog heeft (op wat kleine inhammen na). Als zij zélf ook zo’n hobby heeft die niet zo veel mensen begrijpen, dan begrijpen wij in elk geval elkaar.

Wie weet zit ze dan op een dag bij mij op de bank en zegt ze, “nou zet dan eens wat op van die muziek”. Ik heb op zo’n moment wel eens het nummer The Seventh House van IQ opgezet. Kant twee van het vinyl. Om het inzichtelijk te maken duid ik dan welke verschillende mindstates de muziek oproept; hier is het abstract, hier is het persoonlijk. Hier is het bezinnend, hier is het dreigend. Hier is het angstig, hier is het avontuurlijk. Hier komt alles samen in een concluderende sfeer. Samen vormen al deze passages een muzikaal verhaal dat op geen andere manier te vertellen is. Een reis die je met ogen dicht kunt maken.

Dat is toekomstmuziek. Vanavond eerst maar eens uitleggen dat het gaat om ‘bandjes zoals Pink Floyd’. Al is dat eigenlijk onzin. Goed opletten dat ik er niet te veel over door ga ratelen. Voordat ik op date ga bezoek eerst nog even mijn grootvader. Hem hoorde ik ooit een oud spreekwoord zeggen “waar het hart vol van is stroomt de mond van over”. En of dat waar is.

Send this to a friend