Als we het over Peter Gabriel hebben, kunnen we niet om Genesis heen. Deze band met het aura een van de grondleggers van de symfonische rock te zijn, timmerde met name in de jaren ’70 aan de weg met iconische lp’s zoals “Selling England By The Pound” en “The Lamb Lies Down On Broadway”. Gabriel drukte hier nadrukkelijk zijn stempel op, schreef mee aan de nummers, was frontman en bovenal de zanger van de band, uit die tijd zeker ook bekend door zijn extravagante uitdossingen op het podium.
Tijdens de tour van laatstgenoemde lp kondigde Gabriel zijn vertrek uit Genesis aan. Hij voelde verwijdering ten opzichte van de andere leden en problemen in zijn privésituatie waarvoor hij weinig begrip ondervond, vormden de druppel. Ook zouden de andere leden niet zo te spreken zijn over de wel erg leidende rol die hij in de band kreeg. Het rommelde al een tijdje in de band. Gitarist Steve Hackett liet al in 1975 een eerste solo lp uitbrengen (“Voyage Of The Acolyte”) en hij zou iets later, na het uitbrengen van “A Trick Of The Tail” de band verlaten.
En zo was het logisch dat Gabriel hij zijn eerste solowerk in 1977 liet uitkomen. Hij kon zijn creativiteit natuurlijk niet opeens op de pauzestand zetten. Hij verzamelde een groep muzikanten om zich heen, waaronder ene Robert Fripp en Tony Levin (beiden uiteraard bekend van King Crimson). De lp was gewoon “Peter Gabriel” getiteld, de volgende albums zouden de vermeldingen II, III en IV krijgen, maar kregen ook een alias benaming. Voor de lp “I” is dat “Car”. Dit vanwege de foto van een Lancia Flavia met Gabriel achter het stuur op de hoes. De auto was eigendom van Storm Thorgerson, de ontwerper van de hoes en medeoprichter van Hipgnosis, dat ook bekend is van de iconische Pink Floyd hoezen.
Gabriel maakte gebruik van de diensten van producer Bos Ezrin, die recent daarvoor had gewerkt met hardrock bands als Alice Cooper, Kiss en Aerosmith. Ezrin nam qua productie net verrassend de stevige passages voor zijn rekening, terwijl Gabriel zich op de rustige passages stortte.
“Peter Gabriel I” bereikt in Engeland de top 10 van de lp hitlijst en werd dus goed ontvangen.
Gabriel is duidelijk nog zoekende en bevindt zich in de experimenteerfase. Zijn eersteling kan worden omschreven als een verzameling pakjes uit een grabbelton die weinig met elkaar te maken lijken te hebben. Hij maakt gebruik van een veelheid aan stijlen zodat je rustig van een ratjetoe kunt spreken. Duidelijk is dat hij de banden met Genesis heeft doorgeknipt en vanaf nu zijn eigen weg gaat en zich door niemand meer laat vertellen wat hij muzikaal moet doen. Het is gedaan met de uitgesponnen nummers met een hoog progrock gehalte.
Stevig synth-werk horen we in Moribund The Burgermeister, waarna hij gekke stemmetjes opzet, zoals hij ook bij Genesis wel deed, zeker op “The Lamb”. Met Solsbury Hill hebben we de eerste hit te pakken. Dit vrolijk klinkende, akoestische nummer, grijpt terug op zijn beslissing om Genesis te verlaten. Er zou later nog een flinke dosis hits volgen, maar dit blijft misschien toch wel dé klassieker van Gabriel. Hij speelde dit nummer ook het vaakst life.
Modern Love is een stevig popliedje met het nodige gitaarwerk, dat verder tamelijk recht toe recht aan naar het einde rockt. Het toppunt van gekkigheid bevat Excuse Me, dat klassieke samenzang uit de Engelse dance hall tijd combineert met het hoempageluid van een tuba en vrolijke ritmes. Hier zie je al eigenlijk het begin van het experimenten met ritmes, waar hij later veelvuldig mee bezig is gebleven. In Humdrum gaat het er rustig aan toe en hanteert Gabriel ook voor het eerst de dwarsfluit. Gedragen op orkestraties en pianoklanken zingt Gabriel rustig en subtiel en toont hij nog maar eens dat hij een veelzijdige stem heeft. Hij is en blijft tenslotte een zanger met een van de mooiste stemmen uit het progwereldje. Groots, emotioneel en meeslepend, bijna schreeuwend, maar ook klein en ingetogen kan hij dit ‘instrument’ de juiste lading meegeven die past bij de sfeer van het nummer dat hij zingt.
En dan is het alweer tijd om de lp om te draaien (we bevinden ons wel in 1977!). Slowburn is weer een regelrechte rocker, waarbij de gitaar van Fripp lekker vol doorkomt. In het subtiele intermezzo hoor je toch nog een beetje Genesis door. Het is pure blues wat de klok slaat in Waiting Or The Big One, met lekkere, lome gitaarsolo’s en Gabriel die hier ook duidelijk anders zingt. Zijn stem lijkt in de verte soms op Randy Newman! Down The Dolce Vita opent met een heus orkest want dat hadden we nog niet gehad. Uptempo stukken met een disco inslag lijken het orkest weg te willen drukken, maar dat lukt toch niet; de klassieke klanken zijn volhardend. Het London Symphony Orchestra is ook te horen op het slotstuk Here Comes The Flood, mijn persoonlijke favoriet, en toch zeker ook een van de hoogtepunten uit het werk van Gabriel. Een subtiel arrangement met een hoofdrol voor de piano kent steeds bij het refrein een stevige eruptie van zang en instrumenten. Een korte, maar mooie gitaarsolo maakt dit nummer af. Zelf vindt Gabriel de hele cd, maar met name dit nummer wat over-geproduceerd. Later zou hij het nog eens opnemen in een soberder uitvoering. Hij heeft dit nummer vaak gespeeld, zichzelf alleen begeleidend op piano wat het nog indrukwekkender maakt en waarbij de emotie die hij in zijn stem legt het beste naar voren komt.
De eersteling van Peter Gabriel, het is heel erg wennen na zijn nog zo scherp in het geheugen liggende werk bij superformatie Genesis. Gabriel de soloartiest is zoekende en niet wars van experimenten en dat levert een afwisselende, maar ook wel een beetje wisselvallige start op, met een paar mooie uitschieters, die een voorbode vormen voor het nodige fraais dat nog zal komen.