Vola – Live From The Pool

In 1978 kocht ik “Cha Cha” van Herman Brood & Wild Romance. Ik was kennelijk niet zo eenkennig in die tijd, want in hetzelfde jaar kocht ik ook gewoon “Tormato” van Yes. Het duurde vrij lang voordat ik doorhad dat “Cha Cha” helemaal geen echt livealbum was, zoals op de hoes was vermeld. Het was volledig in de studio opgenomen en het applaus tussendoor kwam van een handjevol aanwezige mensen en een creatieve producer.

Fast forward naar november 2021. We zitten in een volledige lockdown en bands kunnen – letterlijk – geen kant op. Sommige bands werken aan nieuw materiaal en andere organiseren livestreams van concerten om toch nog wat inkomsten uit optredens te halen. En hier vindt het omgekeerde plaats van wat Herman in 1978 deed met zijn ‘live’ album. In plaats van applaus toe te voegen tussen de nummers, blijft het doodstil – als een soort beklemmende aanklacht tegen de harde tijden. Het geeft een vreemd effect voor een live-album. Wanneer je alleen de audio draait – dat zal toch in de meeste gevallen zijn – dan blijkt uit weinig dat het ‘live’ betreft, tenzij je de originele nummers goed kent. Gezien de lastige tijd zijn streamingconcerten een fijn alternatief. Aan de andere kant is het natuurlijk zuur als, zoals in het geval van Vola, dit je eerste live-album is.

Dan maar snel naar de blu-ray (geen dvd voor wie nog op een oude speler leunt), want qua video is dit wel een echt interessant document. De locatie is net zo beklemmend als het ontbreken van applaus. Het zonder publiek spelen voegt gek genoeg iets toe. “Live From The Pool” is daadwerkelijk opgenomen op de bodem van een zwembad. Het gaat om het bad in de verlaten militaire basis Auderød bij Kopenhagen. Er wordt bewust niets mee gedaan, zodat de natuur langzaam maar zeker de overhand krijgt op het terrein en in de gebouwen. In de eerste pakweg vijf en een halve minuut zie je de opbouw van de set. De band speelt in het diepe einde van het zwembad waar een flinke hoop grond en planten zijn. Het perfecte decor voor de muziek van Vola. Het is trouwens nog de vraag hoe het akoestisch uitgepakt zou hebben voor eventueel publiek in zo’n galmende doos, maar gelukkig is dat nu niet relevant. De band speelt in ‘repetitieopstelling’ met de gezichten naar elkaar toe.

“Live From The Pool” is een prachtig document dat perfect toont waar Vola op dit moment staat: drie fantastische studioalbums (en twee ep’s) hebben een trouwe schare fans opgeleverd, getuige de actieve Facebookgroepen. Aan deze fans is trouwens ook vrijwel zeker te danken dat deze registratie uiteindelijk uitgebracht wordt. Direct na de stream begon de roep om een dvd/blu-ray van het concert. De show toont een band met veel zelfvertrouwen en volop speelplezier, die met verve door een dwarsdoorsnede van het repertoire gaat. Van de laatste twee albums, “Applaus From A Distant Crowd” en “Witness” worden twee keer vijf nummers gespeeld en drie van het eerste volledige studioalbum “Inmazes”. Van dat laatste album speelt gitarist Mygind een soloversie van Gutter Moon met alleen gitaar, maar dat valt wat mij betreft een beetje uit de toon tussen de rest.

Vola speelt de nummers zoals ze op het podium ook zouden doen. En dat kunnen ze geweldig goed. De songs klinken stuk voor stuk strak en vol. Mygind is goed bij stem en haalt met gemak de hoge regionen in de songs, gesteund door achtergrondzang van bassist Nicolai Mogensen. Drummer Adam Janzi mist geen enkele beat, en dat terwijl de tempo’s toch niet mals zijn en vaak helemaal uit de pas lopen met de rest van het instrumentarium.

Bij de blu-ray van het concert krijg je een audio-cd erbij, wat leuk is voor wie gewoon een keer de muziek ‘live’ wil horen en niet per se de video elke keer hoeft te zien. Dat zal dan vooral de die-hard fans betreffen, want de gewone luisteraar kan net zo goed de studioversies opzetten. Maar dat is dan vanwege het ontbreken van publiek en de sfeer die daarmee gepaard gaat. Voor de nog hardere fans is er ook nog de (mintgroene) vinylversie in de vorm van een dubbel-lp.

“Live From The Pool” is een fraai document van ‘Vola so far’. Misschien zal dit over een paar decennia net zo’n speciale uitgave blijken als Pink Floyds “Live At Pompeï”, maar daarvoor moet het denk ik nog rijpen en opgevolgd worden door nog een paar sterke albums. In dat laatste heb ik in elk geval het volste vertrouwen.

Magenta – Angels And Damned 20th Anniversary Show

In mei 2019 vierde de uit Wales afkomstige progrock band Magenta zijn 20-jarig jubileum door op te treden voor een uitverkochte zaal in het Arlington Arts Centre in Newbury, Engeland.

De band kon optimaal profiteren van de ultramoderne concertfaciliteit en met de toevoeging van speciaal gemaakte projecties, live-acteurs en theatrale rekwisieten. Het werd een avond die de aanwezigen nooit zullen vergeten. Het optreden bevatte nummers van alle zeven studioalbums van Magenta tot dat moment, waaronder een groot deel van de publieksfavorieten en een 48 minuten durende sectie van het album “Home” uit 2006. De band werd aangevuld met fluit, hobo en orkestpercussie, samen met gastoptredens van Peter Jones (Tiger Moth Tales/Camel) en David Longdon (Big Big Train) die Steve Hackett’s Spectral Mornings uitvoerden. Het optreden zou bijna niet plaats gevonden hebben als gevolg van een infectie aan de luchtwegen van zangeres Christina Booth. Gelukkig was de frontvrouw snel hersteld en kon het publiek genieten van een uitstekend op dreef zijnde jubilaris.




Ruim twee jaar later is daar dan de registratie van dit bijzondere jubileumconcert, waarom het zo lang heeft geduurd is onbekend. Misschien dat de perfectionistische attitude van voorman/oprichter Rob Reed hier debet aan is. Aan het geluid en de beeldregistratie kan het in elk geval niet gelegen hebben, beide zijn van hoge kwaliteit. De uitgave getiteld “Angels And Damned – 20th Anniversary Show” bevat twee dvd’s en twee audio cd’s en omvat het volledige, 140 minuten durende optreden. De setlist bestaat zoals gemeld uit nummers van alle zeven studio-albums tot dat moment, het uitstekende “Masters of Illusion” zag pas in de zomer van 2020 het levenslicht. De keuze van de nummers is altijd een discussie waard. Alle grote successen zijn aanwezig, zoals The White Witch (de volle 25 minuten) Red en Gluttony, al zijn sommige enigszins ingekort zoals Trojan en The Ballad Of Samuel Layne. Daar staat weer tegenover dat het album “Home” voor het overgrote deel wordt gespeeld, een knappe prestatie van Rob Reed qua arrangement. Ook vaste toegift The Lizard King komt niet helemaal ongeschonden uit de strijd en wordt in een verkorte versie als laatste nummer gespeeld. Keuzes.

Alle bandleden zijn uitstekend op dreef; de axis van de band is het driemanschap Reed, Fry en Booth. Die laatste geeft ruiterlijk toe dat ze niet had verwacht dat ze twintig jaar na Reed’s uitnodiging om iets in de studio te doen nog steeds op het podium zou staan met de band. Haar krachtige en tegelijkertijd emotievolle stem is nog steeds puik en kenmerkend voor het geluid van Magenta. Datzelfde geldt ook voor het karakteristieke, tegen Steve Howe (Yes) aan schurkende gitaargeluid van Chris Fry. Maar de superlijm die het allemaal houdt is toetsenist / componist / producer Rob Reed, muzikale duizendpoot. Ik mag de ritmetandem, drummer Jonathan ‘Jiffy’ Griffiths en bassist Dan Nelson, niet vergeten. Vooral die laatste verbaast me keer op keer met zijn stuwende en tegelijk melodische spel.

Een extra compliment is er nog voor gastmuzikant Peter Jones, die niet alleen op toetsen en achtergrondvocalen maar vooral op saxofoon (The Ballad Of Samuel Layne) een absolute toegevoegde waarde vertegenwoordigt. En dan heb ik het nog niet over zijn gitaarsolo tijdens een van de toegiften, een magistrale vocale versie van Hackett’s Spectral Mornings, kippenvel! Diezelfde Steve Hackett verschijnt nog even op het grote scherm voor een kort ‘Happy Birthday to Magenta’. Een hoboïste, fluitiste en percussionist versterken het kwintet waardoor er op enig moment zelfs tien muzikanten zich op het ruime podium in Newbury bevinden.




Het optreden wordt nog eens verder versterkt door de al eerder genoemde dramatische elementen in de vorm van projecties, voice-overs, aankleding (iedereen in het zwart, Booth in smetteloos wit tijdens The White Witch) en acteurs. Waardoor het niet alleen een lust voor het oor maar ook voor het oog is geworden.

Magenta heeft met “Angels And Damned” een memorabel document geproduceerd met een selectie uit 20 jaar hoogstaande progrock. Hopelijk steekt de band binnenkort weer eens het Kanaal over; ook het nieuwe materiaal is ruimschoots de moeite waard om live vertolkt te worden. Op naar de volgende 20 jaar.

Mystery – Caught In The Whirlwind Of Time

Het is al vaker gezegd: Mystery en de Boerderij, dat is een soort van twee-eenheid. Een andere verklaring kan er nauwelijks zijn voor het feit dat de Canadezen blijven terugkeren naar de Zoetermeerse rocktempel. En niet alleen om op te treden; in een aantal gevallen ook om audio- annex video-opnames te maken. Zo zijn we inmiddels al weer bij de derde in Holland opgenomen live-uitgave van de Franstalige progrockers aanbeland: “Caught In The Whirlwind Of Time” werd op 17 november 2018 opgenomen en zou de première betekenen van het zojuist uitgebrachte album “Lies And Butterflies”. Ik was erbij en was danig onder de indruk van het gebodene.

Waarom duurt het altijd zo lang voordat Mystery een nieuw live album uitbrengt? Er zit nu ruim twee jaar tussen opname en uitbrengen, dat was bij het vorige op Blu-ray uitgekomen live-album “Second Home – Live at Progdreams V” ook al het geval. Naar verluid komt het met name door de audio-opnames en de mate waarin de band (lees: Michel St-Père) streeft naar perfectie. En in videoland geldt: geen goede audio, geen video. Dus heeft de Nederlandse crew ruime tijd moeten wachten voordat de beelden aan de muziek gekoppeld konden worden. Maar het resultaat mag er zijn, wederom.

Dat is ook de reden dat het van latere datum stammende optreden van de band in Polen, op 7 april 2019, onder de titel “Live In Poznan” al veel eerder het licht zag, in november van datzelfde jaar, om precies te zijn. Opvallend dat de band nu twee vrijwel identieke live-optredens uit dezelfde tournee, relatief kort na elkaar uitbrengt. ‘Vrijwel identiek’, op enkele nummers na, is de setlist van beide shows gelijk. Ook “Live In Poznan”, kon op goede kritieken rekenen en vond in ruime mate zijn weg naar de consument.

Het tekent enerzijds het muzikale vakmanschap, de vaste schare fans, maar ook het uitstekende imago als liveband van de Canadezen. Die ooit, in 2013, voor de eerste maal voet op Europese (Nederlandse) bodem zetten en van dat optreden, bijna vanzelfsprekend in de Boerderij, hun eerste live-album “Tales From The Netherlands” uitbrachten. Indertijd nog met de latere Yes-zanger David Benoit in de gelederen.

Maar het is nu juist diens vervanger die de show steelt, zowel live als op de studio-opnames. Jean Pageau is een showman in hart en nieren. Zijn verkleedpartijen, expressieve stem en zijn dramatische podiumpresentatie maken hem tot ster van de show. Op enige afstand gevolgd door de leider van het stel, de introverte maar in zijn spel oh zo expressieve Michel St-Père. De veelvuldige close-ups laten zien wat een uitstekende gitarist de man is.

De show is opgenomen door het team van de ervaren John Vis, dat ook verantwoordelijk is voor Mystery’s “Second Home” br/dvd. Een uiterst professioneel team met prima camerawerk, vanuit alle hoeken en standen, met een overdaad aan vaste en mobiele apparatuur. De zogenaamde ‘mysterieuze’ camera voegt hier nog een extra accent aan toe. De liefde en diepgaande kennis van de muziek van Mystery komt je van alle kanten tegemoet. Dat uit zich met name in weergaloze overgangen en altijd de juiste muzikant/instrument in beeld. Het onderlinge spelplezier wordt eveneens op camera vastgelegd, het zorgt voor de extra ‘gun-factor’, de sympathie van de fans voor hun helden is groot. Het geluid is eveneens van hoge kwaliteit, dat mag ook wel als er twee jaar aan gewerkt is.

De luxe editie bevat een Blu-ray disc met 5.1 surround digitaal audio en maar liefst drie audio cd’s, naast een informatief boekje met 16 pagina’s. De 17 nummers nemen iets meer dan twee uur en drie kwartier in beslag, de videoversie kent nog een tweetal bonusvideo’s. Veel waar voor je geld dus. De Blu-ray disc bevat zoals gezegd een tweetal bonusvideo’s: zanger Pageau wordt gevolgd op zijn tocht naar het balkon, terwijl hij Travel To The Night zingt, het uitzinnige publiek om hem heen gaat uit zijn dak. Het tweede filmpje toont de set-up, de soundcheck en het concert, versneld afgespeeld, een grappig extraatje.

De Canadese melodieuze neo-proggers Mystery behoren live tot het hoogste echelon van het prog genre. Hun vierde live-release is wederom opgenomen in hun zelfverklaarde tweede huis, het Nederlandse Cultuurpodium Boerderij. Voor een enthousiast kennerspubliek brengen zij voor de eerste keer alle nummers van het laatste studio-album “Lies And Butterflies”. Daarnaast vertolkt de band een aantal epische stukken uit de meer dan 20-jarige historie, tijdens een bijna drie uur durend concert. Band en publiek zijn razend enthousiast over elkaar. Dat enthousiasme zal zeker worden overgebracht op de kijker van deze Blu-ray, thuis in zijn/haar huiskamer. Aanrader!

The Official KEITH EMERSON Tribute Concert – Fanfare For The Uncommon Man

Toen Keith Emerson op 10 maart 2016 op tragische wijze de hand aan zichzelf sloeg was hij, na Chris Squire, het tweede grote prog-icoon uit de jaren zeventig die binnen een tijdspanne van negen maanden overleed. Dat de progwereld binnen de daarop volgende tien maanden nóg twee grote namen uit die beginperiode zou verliezen, Greg Lake en John Wetton, dompelden veel progliefhebbers in diepe rouw.

Focale Dystonie, een spieraandoening in zijn rechterhand, had Emerson al vaker genoodzaakt om verstek te laten gaan. Zo moest hij ook in 2009 een concert in Cultuurpodium Boerderij afzeggen vanwege die kwaal en de laatste comeback van Emerson, Lake & Palmer in 2010 op het High Voltage-festival in London liet pijnlijk zien hoezeer de kwaal zijn spel beïnvloedde.
De wetenschap dat hij zijn eigen muziek niet meer naar behoren kon uitvoeren was voor hem uiteindelijk ondraaglijk…

Al snel werden er plannen gesmeed voor een tribute-concert. Zo organiseerde voormalig collega Carl Palmer een speciaal tribute-concert op 24 juni 2016 in Miami.
Een maand eerder, 28 mei 2016, vond in het El Rey Theatre in Los Angeles The Official Keith Emerson Tribute Concert plaats. Dit concert werd georganiseerd door Marc Bonilla, die Emerson flankeerde in de Keith Emerson Band, in samenwerking met Keith’s familie. Het werd een concert met collega-muzikanten en vrienden van Keith uit de Los Angeles muziekscene, waar Emerson zijn laatste jaren vertoefde.

Zo zien we Greg Bissonette, Joe Travers, Troy Luccketta, Travis Davis, Mike Wallace, Ed Roth en Mick Mahan, die allemaal deel uitmaakten van de “Boys Club” of later de Keith Emerson Band, en de Noorse dirigent Terje Mikkelsen die het orkestrale “Three Fates Project” samen met de Keith Emerson Band realiseerde. Tevens van de partij zijn Jeff “Skunk” Baxter en Rick Livingstone die Emerson in de jaren negentig vergezelden in het roemruchte gezelschap “The Best”. Daarnaast een aantal toetsen-collega’s van Emerson zoals Brian Auger, Eddie Jobson, Jordan Rudess, Steve Porcaro, CJ Vanston, Jonathan Sindelman, Philipp Saisse, Kae Matsumoto (protegé van Emerson) en Rachel Flowers (bekend vanwege haar vertolkingen van Emerson). Tot slot gitarist Steve Lukather en drummer Vinnie Colaiuta.

Het heeft uiteindelijk vijf jaar geduurd voordat de registratie van dit uitzonderlijke concert het levenslicht zag. Bonilla had, samen met de familie van Emerson, besloten dat alle opbrengsten zouden gaan naar het Keith Emerson Fund van de Dystonia Medical Research Foundation. Alle musici hadden belangeloos meegewerkt aan dit concert. Datzelfde moest ook gelden voor het label dat de registratie uit zou brengen. Uiteindelijk toonde Cherry Red Records zich in 2020(!) bereid om de release belangeloos te verzorgen.

Het uiteindelijke pakket bevat een dubbel-cd met de registratie van het concert. Een aantal aankondigingen zijn hier weggelaten en Fanfare For The Common Man is beperkt tot de intro met de blazers. Op DVD 1 vinden we de registratie van het concert, op DVD 2 een aantal toespraken, interviews en foto’s. Dat laatste is niet erg belangwekkend, dus laten we ons tot de concertregistratie beperken.

We zien een volgebouwd podium met een drumstel, diverse gitaarversterkers en een aantal batterijen met toets-instrumenten, waaronder natuurlijk een Hammond, een vleugel, diverse synthesizers én de grote modulaire Moog, “het tabernakel” van de synthesizers, links op het podium.
Daardoor is er weinig bewegingsvrijheid voor de musici. Bij Fanfare For The Common Man krijgen de koperblazers zelfs een krap plekje achter het drumstel en moeten ze vanaf de zijkant worden gedirigeerd door Terje Mikkelsen. Erg indrukwekkend overigens. Daarna mag Eddie Jobson op zijn eigen VAX-77 keyboard het nummer met de typische Emerson-Yamaha GX1-sound subliem naar een goed einde brengen.

We krijgen een goede dwarsdoorsnee van Emerson’s carrière voorgeschoteld met een vleugje The Nice, veel ELP en een paar tracks uit de Keith Emerson Band-periode.
Er wordt weinig afgeweken van de originele versies. Aangename uitzondering hierop is Hoedown, dat door Baxter, Wallace en Bonilla wordt uitgebouwd tot een waar stukje country-rock. Daarmee wordt het nummer teruggebracht naar de roots waar Aaron Copland zijn inspiratie voor zijn compositie vandaan haalde. De iets minder positieve uitzonderingen vind ik persoonlijk de versies van From The Beginning en Nutrocker, waar Philippe Saisse in zijn improvisaties iets te veel naar zijn jazzy idioom uitwijkt.

Na een spetterende Karn Evil 9, Part 2 met uitstekend toetsenspel van Jonathan Sindelman en prima zang van Bonilla mag Steve Porcaro zich op de Hammond wagen aan The Barbarian. Het is mooi om te zien hoe geïnspireerd Porcaro, met zijn fysieke speelstijl, zich uitstekend kwijt van deze taak. Opvallend is hoe dicht Greg Bissonette met zijn speelstijl bij het originele drumwerk van Palmer komt. Kleine kanttekening vind ik het hoge tempo waardoor het heerlijk slepende karakter van dit werk enigszins verloren gaat.

Na het weinig indruk makende Touch And Go en het melodieuze A Place To Hide, een compositie van Bonilla zelf, zien we een fraaie ingetogen Tribute to Keith. Deze wordt door CJ Vanston uitgevoerd naar een eigen inspiratie. Hij wordt hierbij ondersteund door een, met vlagen, valse cello.

Dat brengt ons bij een aantal onbetwiste hoogtepunten van de avond. The Endless Enigma, nooit live door ELP gespeeld, met een glansrol voor Rachel Flowers op de piano. Enige verschil met het origineel is dat het compleet instrumentaal wordt uitgevoerd, misschien was dat ook wel de reden waarom Greg Lake dit niet live aandurfde.




Een ander hoogtepunt is Take A Pebble met fraai subtiel pianospel van CJ Vanston, compleet met vingers over de snaren van de vleugel wrijven, en sterke zang van bassist Travis Davis ditmaal.
“Piece de resistance” moet natuurlijk Tarkus zijn. Jordan Rudess had hier duidelijk het nodige huiswerk voor verricht. Hij wordt door Travis Davis en Troy Luccketta vakkundig op respectievelijk bas en drums bijgestaan.

Lucky Man krijgt in de intro een heerlijk soft country tintje door de zwevende pedal steel gitaar van Jeff “Skunk” Baxter. Indrukwekkend is hoe Rick Livingstone, als een indiaan in trance, zich achter de microfoon opstelt en het nummer zo iets heiligs meegeeft. Halverwege wordt overgeschakeld op een shuffle waarna Eddie Jobson de iconische solo op “het tabernakel” mag spelen: kippenvel. Aansluitend wordt meteen The Great Gates Of Kiev ingezet dat daarmee de majestueuze apotheose wordt.
Als toegift de onvermijdelijke Fanfare For The Common Man met een heerlijke groove van Vinnie Colaiuta en het jolige Are You Ready Eddy? met opnieuw sterke vocalen van Rick Livingstone.

Aan de spaarzame beelden van het, 771 personen tellende, publiek is te zien dat die er met volle teugen van genieten. Ook bij de muzikanten spat met grote regelmaat het spelplezier ervan af. Van de toetsenisten kun je over de hele linie zeggen dat ze hun, niet geringe taak, met veel respect voor de maestro hebben volbracht. Daarnaast zijn Bissonette, Luccketta en Travers als drummers uitstekend op dreef en leveren Bonilla, maar zeker ook Davis een puike vocale prestatie.
De gitaarbezetting is soms ietwat over de top, maar soms ook een aangename toevoeging op het trio-geluid van ELP.

Al met al een integere en fraaie hommage aan Keith Emerson zonder al te veel verrassingen, maar dat valt ook niet mee wanneer je een “Fanfare For The Uncommon Man” speelt.

Jeff Lynne’s ELO – Wembley or Bust

In 2014 sprak BBC dj Chris Evans, samen met de luisteraars van de BBC, de wens uit dat Jeff Lynne en Electric Light Orchestra weer op tournee zouden gaan. Kort daarna werd Jeff Lynne’s ELO gevormd door Jeff Lynne en Richard Tandy, twee voormalige ELO-leden. De band, inmiddels uitgegroeid tot een volledig ensemble, speelde later dat jaar een eenmalig concert in Hyde Park voor een publiek van 50.000 mensen, in 2016 uitgebracht op dvd onder de titel “Live In Hyde Park”. Na de succesvolle show besloot Jeff Lynne om nog een album te maken. In 2015 bracht Jeff Lynne’s ELO het album “Alone In The Universe” uit, wat zou leiden tot de ‘Alone In The Universe Tour’.

Het album en de film van “Wembley Or Bust” zijn beiden opgenomen tijdens deze tour in het Wembley Stadium in Londen. Het concert werd op 24 juni 2017 uitgevoerd voor een uitverkocht stadion met ruim 60.000 mensen. De ervaring van het concert zou later worden beschreven in het nummer Time Of Our Life van het volgende album “From Out Of Nowhere”.

Alle nummers die tijdens het concert werden gespeeld verschenen ook op het album en in de film. Het optreden bevatte uitsluitend ELO-nummers, met uitzondering van Handle With Care van de Traveling Wilburys, het hobbybandje van Jeff Lynne met Bob Dylan, George Harrison, Tom Petty en Roy Orbison. De speelduur van de audio cd’s is een uur en 38 minuten, de dvd/blu-ray duurt ca. 20 minuten langer omdat deze ook scenes van achter de coulissen en stukjes interview bevat.

Alle grote hits van ELO komen aan bod waaronder een paar bijzondere: zo is er één nummer van het op dat moment laatste studioalbum van de band waarvan When I Was A Boy werd gespeeld. Ook het al gememoreerde Traveling Wilburys nummer was enigszins verrassend te noemen, met Lynne in de rol van Harrison en de uitstekende achtergrondzanger Iain Hornal (10CC, ARW) die een puike Orbison vertolkt. Maar de grootste verrassing betrof toch wel het spelen van het nummer Xanadu uit 1980, indertijd een grote hit voor Olivia Newton John. Die kon er helaas niet bij zijn deze avond, maar dat maakte het zichtbare enthousiasme bij het publiek er niet minder om. De perfect uitgevoerde disco-hit met solozang van Lynne zelf, krijgt niet alleen de handen op elkaar maar ook de mensen op de banken.




Een mooi contrast vormen de rocktonen van Rockaria! of de schitterende beelden van de gedragen ballade Can’t Get It Out Of My Head om er maar eens een paar tussen uit te halen. Het tweede deel van het optreden speelt zicht grotendeels in het donker af waardoor de lichtshow tijdens Wild West Hero nog beter tot zijn recht komt. Of wat te denken van de ronduit fabelachtige lasershow tijdens Telephone Line. Dan zet de band de eindsprint in met publieksfavorieten als Turn to Stone, Don’t Bring Me Down, Mr. Blue Sky en het afsluitende Roll Over Beethoven. Na ca. 2 uur optreden zit het erop. Lynne en co in gelukzaligheid achterlatend en ruimschoots inspiratie opleverend voor het al eerder genoemde nummer Time Of Our Life.

Indrukwekkende beelden van een vol Wembley Stadium met ruim 60.000 fans. Hetzelfde geldt voor het podium met het fameuze ‘spaceship’, de enorme videoschermen en de giga lichtshow. Op dat podium bevinden zich niet minder dan 13 musici die ervoor zorgen dat het live allemaal net zo goed klinkt als op de plaat. Want als er iets opvallend is dan is het wel de kwaliteit van het geluid; dat is werkelijk uitstekend. Het publiek is zichtbaar enthousiast, er wordt uit volle borst meegezongen, geklapt en gedanst. De gemiddelde leeftijd is hoog, zo rond de 60 schat ik. Alles wordt briljant in beeld gebracht door talloze camera’s uit alle mogelijke posities, zelfs vanuit de lucht.




De band, overigens zonder Richard Tandy die om gezondheidsredenen moest afhaken, speelt zich soepel en geroutineerd en met zichtbaar plezier door de playlist met louter hits, 23 in aantal. Het klinkt nog steeds geweldig, zo goed dat je onwillekeurig denkt dat er misschien af en toe nog een tape meeloopt… Vooral de vocalen en de strijkers klinken als nooit tevoren. Het ontlokt frontman Jeff Lynne de uitspraak “Every singel note is where it should be. The best ELO has ever sounded”. Zijn eigen presentatie mag er ook zijn; volledig gekleed in het zwart, van leren jack tot zonnebril en spelend op een glimmend zwarte Gibson Les Paul. Zijn stem is vrijwel onaangetast gebleven, de hoge falset is er nog steeds. Hij beweegt zich nauwelijks, oogt zelfs enigszins timide, zijn contact met het publiek bestaat uit een enkel handje of duimpje omhoog. Zijn perfectionisme zorgt echter voor respect en adoratie bij zowel de musici in de band als de fans.

De dvd/blu-ray heeft nog wat backstage filmpjes en commentaar van Lynne tussen de nummers door, een soort van mini-documentaire. Dat komt de flow van het optreden niet ten goede en had misschien beter in de extra’s aan het einde kunnen zitten. Desondanks een prima optreden, ook vele jaren later nog zeer actueel en genietbaar, vooral als gevolg van de eeuwigheidswaarde die er van de schier onafzienbare reeks topsongs uitgaat. Hulde aan het genie Jeff Lynne.

IT- Live At Progdreams VIII

“Live At Progdreams VIII” is de eerste echte live dvd van de Britse progrockband IT. Deze schijf bevat een registratie van het concert dat de band gaf op 21 september 2019 tijdens de achtste editie van het Progdreams-festival in de Boerderij te Zoetermeer. De band was wat gespannen, dat belemmerde John Vis en z’n team echter niet om er een mooi beelddocument van te maken. Toch levert dit product ook een paar gefronste wenkbrauwen op.

Enige kennis van de ontstaansgeschiedenis van de band is wel fijn om te hebben als je het geheel wat beter wilt kunnen duiden. IT is aanvankelijk een soloproject van zanger/gitarist Nick Jackson. Eind jaren ’90 verandert IT in een vaste band die een enorme boost krijgt als Jackson in 2003 gitarist Andy Rowberry leert kennen. De twee zitten flink op dezelfde lijn en ook op compositorisch vlak vullen ze elkaar goed aan. In 2009 verschijnt het album “Departure” waarop de stevige riff hoogtij viert en in 2017 komt het album “We’re All In This Together” uit met daarop een meer neo-prog-getint geluid. Tot dusver is het altijd een komen en gaan geweest van drummers, bassisten en toetsenisten. Ook op de hier besproken dvd zijn naast Jackson en Rowberry weer een paar nieuwe rekruten aanwezig en wel bassist Mark Gatland en drummer Tom Ashcroft. Nee, er is geen toetsenist meer aanwezig en toch zijn er hier en daar wat van dergelijke partijen te horen. Ook duiken er regelmatig omgevingsgeluiden en spraakfragmenten in de muziek op. In de aftiteling staat te lezen dat Rowberry aan audio edit heeft gedaan. Denk er het jouwe van.

We horen niet meer dan een klein uur durend concert waarin uitsluitend nummers van hun laatste twee studioalbums worden afgewisseld. Het is opmerkelijk hoe goed deze nummers samengaan. Qua repertoirekeuze is deze dvd dus nagenoeg subliem, de korte speelduur is wel even een dingetje.

Na een kort zwart-wit filmpje waarin de band te zien is op weg van Londen naar Zoetermeer volgt het daadwerkelijke concert. Het sfeervolle Born Into Debt opent het bal. Het ingetogen nummer, dat sterk doet denken aan Overheard In Passing van Casino, laat Jackson zien met een capuchon op en dat refereert aan de Stephan King achtige albumhoes van “We’re All In This Together”. Het nummer gaat eigenlijk nergens naar toe en voor je het weet is het afgelopen. Het bruisende Killing Me dient zich daarna aan met z’n bijna progmetal riffs en z’n stuwende bassdrum ritmes. Het daaropvolgende Power is ook een energiek nummer. Let hier op het melodieuze gitaarwerk van Rowberry.

Daarna neemt de band een erg prettige afslag. We horen achtereenvolgens vier nummers die variëren van buitengewoon aardig tot uitmuntend. Allereerst is daar The Working Man waarin de band laat horen een prima potje neo-prog te kunnen produceren. Het maakt duidelijk dat IT als subtopper hoger gerangschikt mag worden dan bands als Grace en Tinyfish. Dit nummer heeft een typisch Engelse uitstraling, wat op z’n beurt versterkt wordt door de prettig in het gehoor liggende stem van Nick Jackson. Zijn klank is warm en emotioneel, regelmatig doet hij denken aan Mark Trueack (UPF, Unitopia). Gamble The Dream is een vlot nummer waarin de bevlogen manier van spelen goed naar voren komt. De refreinen zijn lekker aanstekelijk en het gitaarwerk is er, zoals overal eigenlijk, bovengemiddeld goed. Over Standback Parts 1 & 2  valt ook een heleboel positiefs te melden. Het wordt echter overschaduwd door de daaropvolgende epic The Path Of Least Resistance. Dit ruim elf minuten durende nummer kent in deze live-ambiance een welkome toename van dynamiek ten opzichte van de studioversie. Vanaf de met filmbeelden opgesierde intro tot en met de gitaarlekkernijen in de finale is het raak. De band grossiert in sociaal bewogen teksten over onder andere politiek, religie en oorlog.

Evenals op “We’re All in This Together” wordt de muziek grimmiger en donkerder naarmate het album vordert. Revolution en God Is Dead zijn wat dat betreft lijstaanvoerders, de band weet wat imponeren is en ook met het afsluitende Departure krijgt je gevoel een optater.

Het mooie van deze dvd is dat de professionele lichtshow die de Boerderij rijk is, een toegevoegde waarde heeft op het geheel. Vooral het groen-gele licht staat de band goed. De dvd, die ook een photo gallery bevat, is tevens op cd verkrijgbaar. Ondanks een paar kleine fronsjes is “Live At Progdreams VIII” toch een aanrader voor de liefhebber van stevige neo-prog.

Devin Townsend – Order of Magnitude – Empath Live Volume 1

“Empath”, Devin’s laatste studioplaat, wordt door de man zelf en door zijn platenlabel beschreven als een bevrijding, een afwerpen van de ketenen die hem zo lang gevangen hielden. Ik snap daar nog steeds vrij weinig van, de plaat is immers net zo’n volslagen krankzinnige muzikale overkill als alle vorige platen.

Nu komt de live registratie van dat werk, kennelijk de eerste in een serie van drie, en daarin gooit Devin nóg meer ketenen af, namelijk die van de clicktracks en geluidssporen die tijdens eerdere optredens altijd mee liepen op de achtergrond. Duizenden bandjes spelen avond aan avond zonder zo’n vangnet, maar als onze lange Canadese vriend het doet, is het ineens bijzonder?

Het verdienmodel van InsideOut Music (studio-plaat – live-registratie – studioplaat – live-registratie ad inf.) mag me intussen mijlenver de keel uithangen, dat wil niet zeggen dat dit concert, op een avond in december van vorig jaar in The Roundhouse te Londen, niet speciaal was. Voor de Britten in de zaal was het ook nog eens verkiezingsdag en de peilingen beloofden een sombere uitkomst, maar Devin had een fijn avondje escapisme voorbereid, inclusief een indrukwekkende line-up. In zijn tienkoppige band vielen bijvoorbeeld Mike Keneally, Markus Reuter (Stick Men), Morgen Agren (Kaipa, Frank Zappa) en Diego Tejeida (Haken) op. En het concert begon met een Tiki-bar op het podium, van waaruit alle bandleden werden getrakteerd op een heerlijke cocktail. Vanaf dit beginpunt ontvouwde zich het soort bizarre musicaltheater waar Devin inmiddels patent op heeft.

Het begint nog rustig, met het lekkere reggae-niemendalletje aan het begin van Borderlands, maar al snel neemt de hectiek die vormen van waanzin aan die zelfs de opstellers van de bijsluiter doet afvragen of dit nou euforie of manie is. Enfin, we hoeven hier niet meer te betogen dat Devin een druk mannetje is. Als je tot hier doorgelezen hebt, dan weet je dat zelf ook wel, beste lezer. Zo gek als ten tijde van “The Retinal Circus” wordt het gelukkig niet. Wel wil ik nog even aanstippen dat Devin, volgens eigen zeggen, zijn muziek gebruikt om persoonlijke ellende te verwerken. Des te bijzonderder dat hij dat live meent te moeten aankleden met een hoop theatrale flauwigheid, verkleedpartijen en melige musicalpastiches. Voor mij persoonlijk komt daar nog bij dat ik zijn zangstem onplezierig vind. Hij kan het nog zo luchtig willen verpakken (en zijn aankondigingen en andere toespraakjes zijn zonder uitzondering grofgebekt en leuk bedoeld), zoals hij het zingt vermoed ik net onder de oppervlakte naargeestig venijn. Dat past beter bij zijn oudere werk dan bij de muziek van “Empath”, die toch een wat behaagziek laagje glazuur bevat. En los daarvan kun je lastig zingen dat de wereld vergaat, terwijl je bassist een nep-papegaai op zijn schouder draagt.

Allemaal eigenlijk niet zo belangrijk, het gaat immers om de muziek. Die is, hoe kan het ook anders met zo’n band, super goed gedaan. Ik heb een kwartiertje nodig om er in te komen, want het geluid ligt wat verstopt onder een dikke laag galm, maar daarna begin ik toch stiekem wel te genieten van de klasse van deze muzikanten, de gekkigheid van de show en de lompe kracht van de muziek. Ik kan me alleen maar inbeelden hoe die bulldozer van geluid live geklonken moet hebben. Daarbij valt me steeds meer op hoezeer de muziek van Townsend soms op die van Frank Zappa lijkt; al die dynamiek, die hak op tak virtuositeit, die melige toneelstukjes en de ruimte die gastmuzikanten soms krijgen. Zo speelt zangeres Che Aimee Dorval een opvallend grote rol tijdens deze avond, en drummer Agren, overigens een werelddrummer, krijgt minuten lang de tijd voor een eerder geestige dan briljante drumsolo op een kindersetje en huishoudelijke artikelen.

Ik betrap me erop dat ik de stukken waarbij een deel van de band even zit uit te hijgen beter vind. Coast bijvoorbeeld wordt gespeeld met de helft van de muzikanten en dat trek ik, ook visueel, beter dan als er tien mensen lawaai staan te maken. De regisseur kan zijn camera’s dan ook beter concentreren op waar de actie is. Dat schijnt toch al een ingewikkeld klusje te zijn dat me ook bij eerdere live-registraties van Townsend heeft opgebroken. Als je, zoals ik, graag ziet hoe iets gespeeld wordt, ben je hier aan het verkeerde adres. Het beeld blijft nooit lang genoeg op een muzikant hangen om daar een indruk van te krijgen. Het past allemaal wel bij de hectiek van Towsend, maar ten opzichte van de mensen die er live bij waren heb je als thuiskijker wel een enorme achterstand. Wat Markus Reuter bij voorbeeld de hele avond aan het doen is met die gekke gitaar van hem, ik heb geen idee. Het lijkt alsof hij een snaar staat te vervangen, maar je krijgt het niet echt te zien. Tegelijk vermoed ik dat de uitpuilende Roundhouse niet de gemakkelijkste plek is voor een live-registratie.

Naast stukken van “Empath” (niet de hele plaat, dit is immers pas Volume 1) speelt Devin een dwarsdoorsnede van zijn eerdere materiaal, waarbij de grote shownummers (Ziltoid!) gelukkig ontbreken, maar waarbij me op een gegeven moment toch ook een beetje verveling overvalt. Het is allemaal wel erg veel van hetzelfde. Dat gevoel wordt gelukkig doorbroken als Devin in een zwarte tu-tu Why? gaat staan croonen. Dat nummer is zó musical dat Andrew Lloyd Webber het té zou vinden, maar lekker is het wel. En het onderstreept nog eens mijn theorie dat de meeste rockopera’s toch vooral miskende musical zijn, en circus.

Daar staan bloedmooie momenten tegenover, zoals het a-capella begin van Castaway/Genesis, de basgitaarsolo in Heavens End en Spirits Will Collide.

Per saldo ben je als kijker getuige van wat een tamelijk indrukwekkende concert geweest moet zijn, zonder dat je zelf echt onder de indruk komt. Daarvoor is de cameravoering te lukraak, het geluid te indirect en Devin een te irritant mannetje. Knap is het allemaal wel, met als hoogtepunt een briljante cover van Disco Inferno van The Trammps, gevolgd door het euforische Kingdom. Als je dat lekker hard zet, ga je er bijna in geloven! Op naar Volume 2!

Uiteraard is deze registratie verkrijgbaar in alle formaten die je zou wensen, en nog een paar waar niemand op zit te wachten. De blue-ray bevat ook nog een documentaire over de tour.

Camel – Live at the Royal Albert Hall

Eindelijk is ‘ie er dan, we hebben er lang op moeten wachten: de nieuwe live Blu-Ray/dvd/dubbel cd van Camel heeft dan toch recent het levenslicht gezien.

Zoals ik al aangaf in mijn verslag van het concert indertijd vanuit de Londense Royal Albert Hall (RAH), was er een uitgebreide crew met cameralieden aanwezig om het optreden vast te leggen. En nu, ruim anderhalf jaar na dato, mogen wij dan eindelijk het resultaat van deze arbeid aanschouwen, het zal tijd worden. De reden voor het oponthoud is onduidelijk maar het moet gezegd: het is ruimschoots de moeite van het wachten waard geweest, want wij krijgen een prachtig document voorgeschoteld van een band die aan het einde van een lange tour is aangeland, goed ingespeeld en in blakende vorm verkeert en er duidelijk zin in heeft. En dat tijdens de afsluitende avond in hun achtertuintje in Londen, waar ze ooit, ruim veertig jaar geleden, voor de laatste keer optraden, indertijd om hun album “Music inspired by the Snowgoose” live met orkest uit te voeren voor een uitzinnig publiek. Ook dat optreden werd opgenomen, zij het niet met beeld maar alleen met geluid (“A Live Record” uit 1978).

De band, die na vele personeelswisselingen en een hiaat van ongeveer tien jaar, als gevolg van Andy Latimer’s gezondheidsproblemen, in 2013, tot ieders verrassing weer live ten tonele verscheen, heeft nog steeds een behoorlijke schare van trouwe fans. Dat ligt niet zozeer aan het recente materiaal, sinds 2002 is er geen nieuw werk meer verschenen, maar wel aan het uitgebreide oeuvre dat de band sinds begin jaren zeventig aan het vinyl (jaja) heeft toevertrouwd. Eén van die iconische albums, “Moonmadness” uit 1976, is het centrale thema van deze concertreeks die de band langs niet minder dan dertig theaters in acht landen zou voeren gedurende de lente/zomer van 2018 en dus uiteindelijk zijn apotheose zou vinden in het slotoptreden in die magnifieke, anderhalve eeuw oude tempel in hartje Londen op 17 september van dat jaar.

Ik noemde al de vele personeelswijzigingen in de afgelopen decennia. Waar ooit in het begin van de jaren ‘80 opgetreden werd met ruim tien musici, is de band nu terug bij het begin: een kwartet. Met deels oudgedienden zoals bassist Colin Bass, al sinds eind jaren zeventig, of drummer Denis Clement sinds een tiental jaren, is sinds enige tijd de blinde, super-getalenteerde muzikant Pete Jones (Tiger Moth Tales) onderdeel van het gezelschap rond oprichter/componist/gitarist Andrew Latimer. Slechts vier man dus, maar wat voor muzikanten. Regelmatig wordt er driestemmig gezongen, Latimer speelt naast gitaar en blok- en dwarsfluit ook nog toetsen, terwijl multi-instrumentalist Jones niet alleen geweldig toetsen speelt en zingt maar ook nog de saxofoon volledig beheerst. Een instrument dat ooit een belangrijke rol speelde in de gevarieerde muziek die Camel kenmerkt. Dit viertal speelt figuurlijk de pannen van het 41 meter hoge koepeldak van de RAH, een rocktempel van de allerhoogste categorie.

Aangezien ik al eerder uitgebreid verslag heb gedaan volsta ik hier met een aantal zaken die extra opvallen: in de eerste plaats het hechte samenspel en het volle geluid. Ongelofelijk hoe een viertal musici zo’n rijk en vol geluid kunnen produceren waar normaal gesproken misschien wel 6 of 7 muzikanten noodzakelijk zouden zijn. Daarnaast een extra compliment voor de zang, vaak twee- en soms zelfs driestemmig, met de lage partij voor Andy, het midden voor Pete en hoog voor rekening van Colin. De muziek van de Britten kenmerkt zich met name door melodische lijnen, als die lijnen dan samenkomen in briljante unisono stijl dan is Camel op zijn sterkst getuige het jazzy Chord Change, het spacy Lunar Sea, allebei instrumentaal, en persoonlijke favoriet Air Born. Het is al eerder opgemerkt, maar de toevoeging van de saxofoon maakt het klankpalet een stuk breder. Jones is helemaal in zijn element op Another Night en met name Rajaz.

Gitarist/oprichter Andy Latimer, inmiddels 71 jaar, ziet er ondanks polsbrace en dunne grijze haar nog steeds jeugdig uit. De muziek van Camel is voor een groot deel opgehangen aan zijn karakteristieke spel, met lange melodische lijnen en warme, emotievolle noten. De sustain op zowel de Gibson als de Fender is fabelachtig. Maatje Colin Bass is veel minder prominent dan normaal, de solozang komt voornamelijk van Jones, maar zijn verrichtingen op bas zijn nog altijd solide. Hij straalt vooral veel rust en stabiliteit uit. Op de beelden is nog beter te zien wat een excellente en ondergewaardeerde drummer Denis Clement eigenlijk is. Van krachtige klappen tot subtiele shuffles, het komt allemaal vloeiend uit de soepele polsen van de Canadees. Maar het geheime wapen is toch wel relatieve nieuwkomer Pete Jones, de benjamin van het stel. Alsof ‘ie al decennia bij de band speelt, zijn eigen interpretatie gevend aan de bekende muziek zonder uit de bocht te vliegen. Wat een supertalent, muzikant in al zijn vezels, en wat een stem!

De lichtshow is summier maar zeer effectief, veel blauw en rood licht. Het geluid is werkelijk perfect, transparant en clean, ook de minuscule foutjes zijn goed te horen, het stoort totaal niet. Rustig camerawerk, geen drukke bewegingen, prima edits ook om het momentum goed te vangen. Er is niets te merken van productionele problemen met de crew waar sprake van was. Shots van het enorme kerkorgel, de Perzische tapijtjes op het podium en diverse doorkijkjes maken het beeld sfeervol en intiem. Het majestueuze gebouw, met shots vanuit de nok, en de ambiance is goed in beeld alsof je er zelf bij bent (….). De close-ups zijn geweldig, van de expressie op het gezicht van Latimer, de handen van Jones, de karakteristieke kop van Bass en de gelukzalige grijns van Clement, het staat er allemaal haarscherp op. Het enige puntje van kritiek zijn de opnames van de complete band op het podium: die zijn van (te) grote afstand geschoten, maar een kniesoor die daarop let.

Alles bij elkaar zoals al eerder gezegd een uitstekend document van een band, op de toppen van zijn kunnen, aan het einde van een lange tour. Het onderlinge spelplezier is aanstekelijk en het enthousiasme van het publiek kent geen grenzen getuige de veelvuldige staande ovaties, zelfs zonder dat de heren ook maar één noot gespeeld hebben. Het was magisch om erbij te zijn, nu kan iedereen met eigen ogen (en oren) ondervinden wat een voorrecht het is om Camel live te mogen zien spelen, bijna twee uur en twintig minuten lang. Gaat dat zien!




Tiger Moth Tales – Still Alive

“Still Alive” is al weer het vijfde studioalbum van Tiger Moth Tales, hoewel het eigenlijk een tussendoortje betreft en qua lengte, het album telt slechts zes nummers, meer de vorm van een ep heeft.

Aanvankelijk zag het ernaar uit dat 2020 een druk jaar zou worden voor Pete Jones, de ‘mastermind’ achter Tiger Moth Tales. Met een nieuw album dat al in januari was opgenomen en verschillende optredens met Tiger Moth Tales, Red Bazar, Francis Dunnery’s It Bites en zijn gebruikelijke pub- en cluboptredens. Maar Covid-19 gooide roet in het eten, zoals het geval bij de meeste muzikanten. “Still Alive” is Jones’ kijk op de lockdown-situatie en zal hoogstwaarschijnlijk aansluiten bij de gemengde gevoelens die velen van ons in deze moeilijke tijden ervaren.

Pete Jones zegt daarover: “Dit is niet het album dat ik eerder had gepland om uit te brengen, aangezien ik al een verzameling nieuwe nummers had opgenomen in Fieldgate Studios in Zuid-Wales die, om verschillende redenen buiten onze controle, nog niet klaar zijn voor release. Maar zoals zoveel andere dingen dit jaar, kwam dit nieuwe mini-album uit de lucht vallen als een reactie op de tijd waarin we ons nu bevinden. Er zijn verschillende stemmingen in de nummers, geïnspireerd door mijn eigen wisselende gevoelens. Van visioenen van een gedoemde wereld en een groeiende toon van waanzin, naar een verlangen om de positieve dingen en de geest van uithoudingsvermogen en overleving te zien. Hopelijk is de boodschap uiteindelijk een opbeurende en zal ze weerklank vinden bij anderen.”

Titelnummer en opener Still Alive heeft een duidelijke akoestische, en mede daardoor folky, ‘feel’ met toepasselijke en emotionele teksten, tegelijkertijd positief van aard: ‘Staying safe and staying strong, keeping calm and carrying on, well it takes all of this and more just to survive, but we’re still alive’. Het gaat een beetje in de richting van Big Big Train. Jones heeft een aantal van zijn (muzikale) vrienden en fans betrokken bij de totstandkoming van de bijbehorende video voor het titelnummer, kijk maar eens wie je kunt spotten, een leuk testje.

The Mighty Fallen heeft een spannende, uptempo intro met typische jaren ‘80 synthesizers en heerlijk samenspel tussen gitaar en toetsen. Een beetje ‘Level 42 goes Prog’ let maar eens op dat ‘lopende’ baslijntje. Er zit iets funky in, zonder meer een lekker deuntje en ook nog eens volledig instrumentaal. Halverwege worden we getrakteerd op een aan Andy Latimer (Camel) refererende, lyrische gitaarsolo. Uitstekende long-song, 7,5 minuut, de ep is alleen door dit nummer al de moeite waard. Het nummer loopt vrijwel automatische over in de ballade Golden, kippenvel door de combinatie van de soulvolle emotievolle stem van Jones, zichzelf begeleidend op de piano. ‘Taking the time to look back, head in the clouds what’s wrong with that’ zingt hij in een zoektocht naar introspectie. En weer die hemelse elektrische gitaar als intermezzo.

De ‘waanzin’ waaraan gerefereerd wordt in de titel Lean Into Madness klinkt al door in de spookachtige instrumentatie en dito zangstem. Blijkbaar is ook dit een van Jones’ wisselende stemmingen. Dat laatste geldt zeker voor Whistle Along, weer zo’n grappig nummer in het verlengde van Toad Of Toad Hall en Three Little Pigs van zijn vorige album “Story Tellers Part Two”. Het lijkt gemaakt op een Casio toetsenbord met goedkope drummachine en brengt een glimlach op mijn gezicht, niet meer, niet minder. Sterk contrast met het vorige nummer. Ik moet hem toch eens vragen wat hij hiermee eigenlijk beoogt. Ruim zeven minuten Caraïbische geluiden gecombineerd met Disney, cartoons, Kerstmis, geluidscollages en gekke stemmetjes. Meer iets voor één van de attracties in de Efteling lijkt me. Het afsluitende Still Alive (Reprise) is het verlengde van het titelnummer met ditmaal naast de akoestische gitaar ook een hoofdrol voor de melodica. Het (kleine) cirkeltje is weer rond, we leven nog, gelukkig maar.

Niet alles is even sterk, persoonlijk zou ik prima kunnen leven zonder Whistle Along en in mindere mate Lean into Madness. Maar er is weer meer dan genoeg om van te genieten: The Mighty Fallen en Golden zijn briljant. Als dit slechts een zijstapje is, een Corona intermezzo, dan maakt het me des te meer geïnteresseerd in het album dat hij blijkbaar al volledig heeft opgenomen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.




The Quiet Room Session: A Visit To Rockfield

Naast dit onverwachte album is er de zeer vermakelijke dvd, Pete met zijn getalenteerde Tiger Moth Tales-band live opgenomen in de legendarische Rockfield Studios in Monmouth, Wales (Queen, Rush, Motorhead, Oasis, Coldplay). Voor een select publiek, hoorbaar aanwezig. Het optreden vindt ergens in 2018 plaats, na het uitkomen van “The Depths of Winter”.

Overture van “Cocoon” is de rockende instrumentale opener van het intieme optreden. Don’t Let Go/Feels Alright zijn als altijd, uiterst melodieus met prachtig dubbel gitaar/toetsenwerk van de onovertroffen bandleider en harmonieuze samenzang met bassist Mick Wilson. Die laatste speelt een levensechte klarinet op Migration en niet de melodica zoals tijdens het optreden in Zoetermeer. Het nummer is onderdeel van een trits songs van “The Depths of Winter”, destijds het meest recente album, naast The Tears Of Frigga en The Ballad of Longshanks John. Natuurlijk mag The Merry Vicar, de uiterst humoristische progsong, niet ontbreken, ook ditmaal probeert Jones het summier aanwezige publiek tot participatie te overreden. Het superieure Tigers in the Butter wordt afgesloten met een screaming gitaarsolo van Andy Wilson. Slotnummer A Visit to Chigwick stamt net als de twee voorgaande songs van “Cocoon”: maar meer belangwekkend, ook dit nummer werd ooit geschreven voor de dorpsgemeenschap waar Jones woont, evenals het nieuwe Still Alive.

De cirkel is rond, we zijn nog steeds in leven, gelukkig maar!




Alan Parsons – Eye 2 Eye Live In Madrid (dvd)

Aan het eind van de vorige eeuw richt Alan Parsons vanuit Europa een liveband op waarmee hij de hele wereld rond gaat trekken. Verhuisplannen gooien uiteindelijk roet in het eten. Als hij dan naar de Verenigde Staten verhuist, naar Santa Barbara in Californië om precies te zijn, richt hij in 2003 een nieuw Alan Parsons Live Project op. Met dit gezelschap, waarin hij zich laat omringen door een aantal Amerikaanse gastmuzikanten, trekt hij vervolgens jaren de wereld rond om de mensen te trakteren op fraaie concerten vol legendarisch APP-werk. De hier besproken dvd laat een optreden op het Plaza Mayor in Madrid zien en wel op de avond van 14 mei 2004.

Het optreden is tot stand gekomen in samenwerking met M80, een Spaanse radiozender die gespecialiseerd is in classic rock. Nu mag je van een radiozender veel verwachten, maar niet dat ze kijk hebben op het visuele aspect. Wat dat betreft slaat deze dvd de plank flink mis. Zo is het podium (met z’n kolossale lichtshow) nogal groot voor de zeskoppige band die daardoor op momenten een beetje nietig overkomt. Niet dat dat erg is maar toch. Wat me nog het meest stoort is dat het podium zo onverzorgd is. Alles lijkt zo maar neergezet en ingeplugd. Er zijn drie kleine verhogingen, links eentje voor de drums, rechts staan de toetsen en in het midden mag Alan Parsons z’n ding doen. Deze podiumpjes staan niet recht tegen elkaar, maar schuin, in een curve. Er liggen ook nog een paar flightcases voor als opstapje. Waar zijn Yin en Yang als je ze nodig hebt? De hele entourage ziet er rommelig uit waarbij het achterdoek, waarop constant het logo van M80 aan het kopjeduikelen is, ronduit irritant overkomt.

En dan even wat technische praat. Anno 2004 is 4:3 een tamelijk gangbaar beeldformaat en de vijf dienstdoende camera’s hebben braaf de bijna vierkante beelden geschoten. In de huidige breedbeeldtijd is het eigenlijk achterhaald om je tv-scherm aan weerszijden met een zwarte balk te worden zien uitgevuld. Daar komt nog eens bij dat de beeldkwaliteit behoorlijk mistig is. We zullen het ermee moeten doen.

Al deze ellende staat in schril contrast met het muzikale. Wat een ge-wel-dig optreden is hier aan de gang. De heren brengen een dertien nummers tellende set die op allerlei fronten van meerwaarde is op de studioversies. Naast een enorm vakmanschap van een ieder op z’n instrument is het ook vocaal genieten aangezien alle zes bandleden zingen (er zijn maar liefst vijf man die leadvocalen doen). Hoewel de muziek van APP niet de moeilijkste is om uit te voeren, zie je toch regelmatig 300 procent inzet.

In het openingsnummer I Robot uit zich dat in een enorme concentratie. De sequencer doet stoïcijns z’n werk en drummer Steve Murphy slaat een strak ritme. De eindbreak van het nummer klinkt, de kop is er af. In het daar op volgende Can’t Take It With You komt zanger PJ Olsson ten tonele. Met z’n sterke stemgeluid maar zeker ook met zijn opjuttende gebaren weet hij zowel het publiek als z’n bandmakkers enthousiast te krijgen. Olsen heeft enorm de gunfactor en dat is knap. Als je hem ziet zou je namelijk geen cent voor hem geven. Hij heeft de leren broek aan van een rocker, de spencer van m’n opa, de nagellak van m’n moeder en hij heeft de tronie van een straatboefje. Met zijn zang echter pakt hij iedereen in. Hoor hem met z’n ogen dicht schitteren in de ballade Time en hoor hem de expressieveling zijn in Damned If I Do. De kerel mag gelden als een van de beste waar bandleider Parsons ooit mee heeft samengewerkt en dat nog steeds doet overigens.

Wie ik ook fantastisch vindt zingen is drummer Murphy. Zijn felle stem in Breakdown is precies op maat en ook in het rockende Psychobabble weet hij de juiste toon te raken. Ga in Psychobabble ook niet voorbij aan de gitaarextravaganza van Godfrey Townsend. De man die eerder gewerkt heeft met onder andere Todd Rundgren en Jack Bruce weet met een bottleneck allerlei psychedelische zoef geluiden aan zijn goudkleurige gitaar te ontlokken. Het is goed in beeld gebracht zoals eigenlijk alle shots op hun plaats zijn. Townsend strooit royaal met solo’s en die zijn stuk voor stuk heerlijk. Ik wil er toch even twee apart nemen. Het gaat dan om die in het door hem gezongen Prime Time en om die in de APP klassieker Eye In The Sky. Zij laten het historische Plaza Mayor nooit meer hetzelfde zijn.

Onderschat in dit alles de rol van toetsenist Manny Focarazzo niet. Hij krijgt weliswaar regelmatig steun van Alan Parsons, toch is hij het die de kastanjes uit het vuur mag halen. Moeiteloos tingelt hij de nodige thema’s uit zijn synthesizer en ondertussen komt hij met brede orkestrale klanken. Een ander die vrij belangrijk is voor het totaalgeluid is bassist John Montagna. Zijn timing geeft schwung aan het geheel en dat blijkt ook uit de manier hoe hij de lead vocalen doet in het funky I Woudn’t Want To Be Like You.

Verrassend zijn de twee laatste nummers van het concert, de toegift zogezegd. (The System Of) Dr Tarr And Professor Fether klinkt bijzonder boeiend, je zou bijna vergeten hoe dit nummer je aangrijpt en dan is daar Games People Play waarvan de samenzang zo ontzagwekkend goed is dat ik het er keer op keer Spaans benauwd van krijg.

Op 6 april 2010 verschijnt bij Frontiers Records het album zowel op cd als dvd. Het is voor mij onbegrijpelijk dat iemand als Alan Parsons die kwaliteit zo hoog in het vaandel heeft staan, achter de uitgave van deze kijkschijf kan staan. Deze dvd moet het puur hebben van wat de muzikanten op het podium doen. Hun enthousiasme, hun interactie met elkaar, hun spelniveau maar vooral hun briljante samenzang redden deze dvd en doen je zelfs vergeten dat het visueel eigenlijk een misser is.

Send this to a friend